ECLI:NL:RVS:2025:16
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 6 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die door de minister van Asiel en Migratie op 24 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 24 december 2024 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg de maatregel per direct op een andere locatie dan het Justitieel Complex Schiphol uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontneming in strijd was met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn, omdat de maatregel niet werd uitgevoerd in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring.
Tegen deze uitspraak hebben zowel de minister als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij aanvoerde dat hij slechts één uur per dag buiten kon komen en dat zijn medische klachten niet werden behandeld. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 25 december 2024, waarin het verzoek van de minister om een voorlopige voorziening was toegewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.