ECLI:NL:RVS:2025:1608
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
Op 10 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 28 mei 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 27 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens haar niet juist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 april 2025, en is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.