ECLI:NL:RVS:2025:1645
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen op 3 augustus 2020. Appellanten maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 29 juni 2022 opnieuw ongegrond verklaard. Vervolgens stelden appellanten beroep in bij de rechtbank, die op 20 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. D. Aygur, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De griffier heeft appellanten op 19 december 2024 gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. Dit griffierecht moest uiterlijk op 2 januari 2025 zijn voldaan. Omdat appellanten dit niet hebben gedaan, heeft de griffier hen op 15 januari 2025 geïnformeerd dat het griffierecht binnen twee weken op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. De Raad van State heeft uiteindelijk besloten dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.