ECLI:NL:RVS:2025:1645

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
202407703/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen op 3 augustus 2020. Appellanten maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 29 juni 2022 opnieuw ongegrond verklaard. Vervolgens stelden appellanten beroep in bij de rechtbank, die op 20 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. D. Aygur, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De griffier heeft appellanten op 19 december 2024 gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. Dit griffierecht moest uiterlijk op 2 januari 2025 zijn voldaan. Omdat appellanten dit niet hebben gedaan, heeft de griffier hen op 15 januari 2025 geïnformeerd dat het griffierecht binnen twee weken op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. De Raad van State heeft uiteindelijk besloten dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202407703/1/V1.
Datum uitspraak: 14 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellanten],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 20 november 2024 in zaak nr. 22/4673 in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 3 augustus 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen om appellanten een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 29 juni 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. D. Aygur, advocaat in Enschede, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De griffier heeft appellanten er bij brief van 19 december 2024 op gewezen dat zij voor het hoger beroep griffierecht moeten betalen. Hun is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 2 januari 2025 te voldoen. Omdat appellanten dit niet hebben gedaan, heeft de griffier hun bij aangetekende brief van 15 januari 2025 laten weten dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. Appellanten hebben, nadat de griffier hen daartoe bij brief van 4 februari 2025 in de gelegenheid heeft gesteld, geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025
938-1162