202303433/1/V1.
Datum uitspraak: 15 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 24 mei 2023 in zaak nr. NL23.2766 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2023 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. U.H. Hansma, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. Appellant is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Libische nationaliteit. Hij heeft op 29 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft die aanvraag oorspronkelijk bij besluit van 25 november 2021 afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. De minister heeft zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Libië. De minister heeft op 30 mei 2022 het besluit van 25 november 2021 ingetrokken. Vervolgens heeft de minister bij het besluit van 25 januari 2023 de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, omdat zij Marokko voor appellant als veilig derde land beschouwt. De rechtbank is de minister in haar standpunten gevolgd.
2. Appellant klaagt in de vierde en vijfde grief terecht over het oordeel van de rechtbank dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij Marokko voor appellant als veilig derde land beschouwt. Appellant betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 25 januari 2023 onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de minister appellant niet heeft gehoord over Marokko als veilig derde land. Voorafgaand aan het besluit van 25 november 2021 hebben meerdere gehoren plaatsgevonden. Appellant wijst erop dat die gehoren in het teken stonden van zijn asielrelaas over een mogelijke terugkeer naar Libië. De minister heeft appellant geen vragen gesteld over zijn banden met Marokko en de vraag of de minister Marokko voor hem als veilig derde land mag beschouwen. Nadat de minister het besluit van 25 november 2021 heeft ingetrokken, heeft er geen gehoor meer plaatsgevonden met appellant. Appellant betoogt daarom terecht dat de minister het besluit van 25 januari 2023 in strijd met artikel 3:2 van de Awb, mede in het licht van artikel 3.113, tweede lid, van het Vb 2000, onzorgvuldig heeft voorbereid. De grieven slagen.
3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat appellant verder aanvoert te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 25 januari 2023 wordt vernietigd. De minister moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen met inachtneming van deze uitspraak. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 24 mei 2023 in zaak nr. NL23.2766;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 25 januari 2023, V-[...];
V. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025
1028