202404656/1/R4.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellante], gevestigd in Velp, gemeente Rheden,
appellante,
en
de raad van de gemeente Rheden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, locatie langs de spoorlijn tussen Biljoen en [locatie]" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 7 april 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door [persoon], bijgestaan door F.J. Kütschruiter, rechtshulpverlener te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door C.M. Geerts, C.J.M. van Oevelen en J.M.F. Griens, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Stichting Het Geldersch Landschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en ProRail B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde C], [gemachtigde D] en [gemachtigde E], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpbestemmingsplan is op 29 november 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plangebied bestaat uit twee locaties. Een hoofdlocatie en een locatie voor natuurcompensatie. De hoofdlocatie wordt gevormd door een bestaande weg (hierna: de weg) die parallel loopt aan, en ten zuiden ligt van, de spoorlijn Arnhem-Zutphen. De weg bevindt zich tussen de straat Biljoen en het Blauwe laantje. De weg vormt de ontsluiting van de boerderij aan de [locatie] in Velp die is gesitueerd op het rijksmonumentale landgoed Biljoen. Het landgoed Biljoen inclusief de boerderij is in eigendom van Stichting Het Geldersch Landschap. De boerderij wordt gepacht door [appellante]. De weg is aangelegd, omdat die boerderij werd ontsloten via een particuliere en onbewaakte spoorovergang die onderdeel uitmaakt van het Blauwe laantje. Omdat de weg niet paste in het vorige bestemmingsplan "Landelijk Gebied", heeft de raad het plan vastgesteld. Met het plan heeft de raad de enkelbestemming "Verkeer" aan de hoofdlocatie toegekend.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
4. [appellante] betoogt dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met haar bedrijfsbelangen en met alternatieve mogelijkheden om de weg geheel te verharden. [appellante] voert aan dat zij voor de continuïteit van haar bedrijfsvoering belang heeft bij een geheel verharde weg en dat de artikelen 5.1, onder a, en 5.3.1 van de regels van het plan (hierna: de planregels) zo’n verharding ten onrechte uitsluiten.
4.1. Artikel 5.1, onder a van de planregels luidt: "De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor erftoegangswegen in halfverharding."
Artikel 5.3.1 van de planregels luidt: "Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het geheel verharden van erftoegangswegen."
4.2. De raad heeft zich op zitting op het standpunt gesteld dat de hiervoor onder 4.1 weergegeven bepalingen onjuist zijn, omdat de raad een geheel verharde weg in de vorm van een betonpad met aan weerszijden grasbetonblokken ook passend acht.
4.3. Gelet op het gewijzigde standpunt van de raad is de Afdeling van oordeel dat het plan, voor zover dat betrekking heeft op de artikelen 5.1, onder a en 5.3.1 van de planregels, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Gelet op wat hiervoor onder 4.3 is overwogen, is het besluit van 23 april 2024 in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
6. Op grond van artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in een besluit te herstellen of te laten herstellen. Dit wordt het toepassen van een bestuurlijke lus genoemd.
7. De raad heeft de Afdeling op de zitting verzocht hem via een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen de artikelen 5.1, onder a, en 5.3.1 van de planregels te wijzigen. De andere partijen hebben met dat verzoek ingestemd, zij het dat ProRail heeft benadrukt dat de wijziging financieel uitvoerbaar moet zijn en dat zij niet bereid is de kosten van een betonverharding te dragen.
Gelet op het verzoek van de raad en de instemming van de andere partijen met dat verzoek ziet de Afdeling aanleiding om de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de hiervoor onder 4.3 en 5 vermelde gebreken te herstellen. Als de raad in dit kader een gewijzigd of nieuw besluit neemt, dan hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw te worden toegepast.
8. De raad moet de Afdeling en de andere partijen schriftelijk meedelen hoe de gebreken zijn hersteld en de raad moet een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.
9. In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Rheden op om:
- binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat daarin onder 7 is overwogen, de gebreken in het besluit van de raad van de gemeente Rheden van 23 april 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, locatie langs de spoorlijn tussen Biljoen en [locatie]" te herstellen;
- de Afdeling en de andere partijen schriftelijk mee te delen hoe de gebreken zijn hersteld en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Robben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
610-947