ECLI:NL:RVS:2025:1750

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
202406917/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Op 17 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. De rechtbank had op 23 oktober 2024 het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen, vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvraag op 3 augustus 2023 afgewezen. De minister ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank.

In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de risico's voor Afghaanse vreemdelingen die terugkeren uit westerse landen. De Raad oordeelde dat uit openbare bronnen niet blijkt dat deze vreemdelingen een reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer naar Afghanistan. De minister hoefde daarom geen nader onderzoek te doen naar deze risico's. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en de beoordeling van de risico's voor terugkerende vreemdelingen, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank corrigeert en de minister in het gelijk stelt.

Uitspraak

202406917/1/V2.
Datum uitspraak: 17 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 oktober 2024 in zaak nr. NL23.25507 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 23 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, advocaat in Arnhem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4648, onder 12 tot en met 12.2, heeft de Afdeling geoordeeld dat uit informatie uit openbare bronnen niet volgt dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven, alleen al om die reden een reëel risico op ernstige schade lopen als zij vrijwillig terugkeren naar Afghanistan. Vreemdelingen die vrijwillig terugkeren naar Afghanistan na een verblijf in het Westen, zijn daarom niet aan te merken als een groep die een reëel risico op ernstige schade loopt. De minister betoogt terecht dat zij geen nader onderzoek hoeft te doen naar de risico’s voor Afghaanse vreemdelingen die terugkeren uit Europa. De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, verklaart de Afdeling het beroep alsnog ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 oktober 2024 in zaak nr. NL23.25507;
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025
309-1113