ECLI:NL:RVS:2025:1756

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
202501139/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

Op 9 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan betrokkene. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 24 februari 2025 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend aan betrokkene. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In de uitspraak van 17 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de minister terecht in hoger beroep is gegaan. De Afdeling oordeelt dat het Justitieel Complex Schiphol geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn, en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501139/1/V3.
Datum uitspraak: 17 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 februari 2025 in zaak nr. NL25.5757 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2025 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 24 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, advocaat in Haarlem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.    De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 februari 2025 in zaak nr. NL25.5757;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.     wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025
1020