ECLI:NL:RVS:2025:1874
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 31 maart 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie op 17 januari 2025 de aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling had genomen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Maalsen, advocaat in Nijmegen, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en de minister van Asiel en Migratie wordt in het gelijk gesteld.