ECLI:NL:RVS:2025:1891

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000369
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 29 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De aanvraag was op 10 december 2024 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag op 31 maart 2025 het beroep van de betrokkene gegrond verklaarde en de minister opdroeg binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de grief nader onderzoek vereiste en dat de procedure zich daar niet goed voor leende. Gezien de belangen van beide partijen werd een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de minister niet verplicht werd om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De beslissing werd genomen door mr. B.P. Vermeulen, in aanwezigheid van griffier mr. T.W.A. Weber.

Uitspraak

BRS.25.000369
Datum uitspraak: 29 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 31 maart 2025 in zaak nr. NL24.50206 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2024 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 31 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        De beoordeling van de grief vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2025
644-1137