ECLI:NL:RVS:2025:1899

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000414
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie en het verzoek om voorlopige voorziening

Op 1 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, vreemdelingen, in hoger beroep gingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 april 2025 de beroepen van de vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. De minister had deze aanvragen op 15 november 2024 afgewezen. In hun hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, stelden de vreemdelingen dat de rechtbank uitspraak onjuist was, maar gaven zij geen onderbouwing voor hun standpunt. Hierdoor kon de Afdeling bestuursrechtspraak geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidde tot de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Uitspraak

BRS.25.000414 en BRS.25.000415
Datum uitspraak: 1 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 11 april 2025 in zaken nrs. NL23.25034 en NL24.46859 in het geding tussen:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 15 november 2024 heeft de minister de aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 11 april 2025 heeft de rechtbank de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, advocaat in Lent, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdelingen leggen namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hun niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.        Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.        wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Koelman, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Koelman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025
1021