ECLI:NL:RVS:2025:1910

Raad van State

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
202501976/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 30 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Dit verzoek volgde op een besluit van de minister van Asiel en Migratie van 21 april 2023, waarin de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag had op 28 maart 2025 het beroep van verzoeker tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna verzoeker hoger beroep heeft ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de recente ontwikkelingen in vergelijkbare asielzaken, er behoefte is aan nader onderzoek in het hoger beroep. Dit betreft met name het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België en de toegang van niet-kwetsbare alleenstaande mannen tot opvang. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij verzoeker niet mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die zijn opgelopen tot € 907,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielprocedures in acht moet worden genomen, vooral in het licht van de actuele situatie en de rechten van asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van de rechtsbescherming van verzoeker in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.

Uitspraak

202501976/2/V3.
Datum uitspraak: 30 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 28 maart 2025 in zaak nr. NL23.12269 in het geding tussen:
verzoeker
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2023 heeft de minister een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 28 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       In het licht van de zaken die de Afdeling op 10 december 2024 op zitting heeft behandeld, nrs. 202404274/1/V3, 202404286/1/V3 en 202404292/1/V3, over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België bij asielaanvragen van niet-kwetsbare alleenstaande mannen en in het bijzonder de toegang van deze groep tot de opvang, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker niet wordt overgedragen, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Jong, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025
981