ECLI:NL:RVS:2025:1912
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
Op 30 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 15 januari 2025 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 27 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond, waarop de appellant hoger beroep instelde.
In de uitspraak van de Raad van State werd vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. De appellant had niet duidelijk gemaakt op welk punt de uitspraak van de rechtbank niet juist was en waarom. De rechtbank had in haar uitspraak uiteengezet dat de minister de asielaanvraag niet in behandeling hoefde te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank had ook aangegeven dat de minister mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat de appellant en haar kinderen in Frankrijk dezelfde medische zorg konden krijgen als in Nederland.
De Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijk oordeel kon worden gegeven over het hoger beroep. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij, griffier.