202404499/1/R4.
Datum uitspraak: 30 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Vianen, gemeente Vijfheerenlanden,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2024 heeft het college zijn beslissing om op 28 maart 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Vijfheerenlanden 2023 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 206,50, voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 9 juli 2024 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 april 2025, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door B.J. Westerik, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 28 maart 2024 is aangetroffen bij de ondergrondse papiercontainer ter hoogte van de Vijfheerenlanden 121 in Vianen. Het is niet in geschil dat [appellant] de huisvuilzak daar verkeerd heeft aangeboden door hem naast de container achter te laten. Het college heeft hem dan ook terecht als overtreder aangemerkt.
2. [appellant] is het er niet mee eens dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor zijn rekening komen. Hij voert aan dat hij zijn milieupas kwijt was. In afwachting van een nieuwe pas gebruikte hij daarom de pas van zijn buren om afval weg te kunnen brengen. Ten tijde van de overtreding waren alle leden van zijn gezin besmet met COVID-19. Hij wilde zijn buren niet besmetten en heeft hen daarom niet om hun milieupas gevraagd. Ook het afval wegbrengen naar de gemeentewerf was geen optie, omdat hij de medewerkers niet wilde besmetten. Hij had daarom geen andere keuze dan de huisvuilzak naast de container aanbieden, aldus [appellant].
2.1. In artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder geschiedt, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.2. Dat [appellant] tijdelijk geen milieupas had, ontsloeg hem niet van zijn verantwoordelijkheid om zijn huisvuil in overeenstemming met de daarvoor geldende regels ter inzameling aan te bieden. Hoewel hij begrijpelijkerwijs niemand wilde besmetten, waren er ook mogelijkheden om de huisvuilzak weg te brengen zonder fysiek contact. [appellant] had bijvoorbeeld afstand kunnen houden bij het lenen van de milieupas van zijn buren. Verder had [appellant] het afval naar de gemeentewerf kunnen brengen, aangezien die werf in de open lucht is. Hij had zonder veel moeite afstand kunnen bewaren van de medewerkers van de gemeentewerf. Deze omstandigheden maken dan ook niet dat hij niet als overtreder kan worden aangemerkt en de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
3. Het beroep is ongegrond.
4. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van den Brink, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Brink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025
1069