ECLI:NL:RVS:2025:1927
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bestuursdwang wegens strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem op 14 maart 2024 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Dit besluit werd op schrift gesteld en vermeldde dat een gedeelte van de kosten, € 140,00, voor rekening van de appellante zou komen. Op 30 mei 2024 verklaarde het college het bezwaar van de appellante ongegrond. Hierop heeft de appellante beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 1 april 2025. De appellante stelde dat zij het besluit van 30 mei 2024 pas op 16 juli 2024 had ontvangen, omdat het in eerste instantie bij haar buren terecht was gekomen. Echter, de appellante heeft deze stelling niet onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt dat zij het besluit pas op die datum heeft ontvangen. De Afdeling oordeelt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien het beroepschrift digitaal was ingediend op 17 juli 2024, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel.
De conclusie van de Afdeling is dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van den Brink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2025.