ECLI:NL:RVS:2025:1964

Raad van State

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
202401537/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.B. Blomberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Gelpenberg, Fietspad en de gevolgen voor agrarische percelen

Op 30 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Buitengebied Gelpenberg, Fietspad" dat op 12 december 2023 door de raad van de gemeente Coevorden is vastgesteld. Appellanten A en B, beiden agrariërs met percelen binnen het plangebied, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Het bestemmingsplan maakt de aanleg van een fietspad mogelijk langs de Gelpenberg, een doorgaande weg tussen de dorpen Aalden en Witteveen. De appellanten zijn van mening dat de wijze van totstandkoming van het bestemmingsplan onbehoorlijk is geweest, omdat zij niet geïnformeerd zijn over de plannen en pas achter de werkzaamheden kwamen toen landmeters op hun grond stonden. De Afdeling oordeelt dat de raad de procedurele eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft nageleefd, ondanks de frustraties van de appellanten.

Daarnaast betogen de appellanten dat de raad onvoldoende alternatieve routes heeft overwogen en dat de verkeerstellingen in het rapport "Fietsopgaven Coevorden" niet deugen. De Afdeling concludeert dat de raad de alternatieven voldoende heeft afgewogen en dat de gekozen route aan de zuidzijde van de Gelpenberg de voorkeur heeft vanwege privacy-overwegingen en lagere kosten. De Afdeling wijst ook op de noodzaak van een vrijliggend fietspad voor de verkeersveiligheid, gezien het gebruik van de Gelpenberg door zwaar landbouwverkeer. De conclusie van de Afdeling is dat het beroep van de appellanten ongegrond is en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202401537/1/R3.
Datum uitspraak: 30 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend in Sleen en [appellant B], wonend in Aalden, gemeente Coevorden,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Coevorden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Gelpenberg, Fietspad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 12 februari 2025, waar [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door M.A. Wijnands-Veninga en B. Elzinga, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 12 april 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan maakt een fietspad mogelijk langs de bestaande weg Gelpenberg in Coevorden. De Gelpenberg is een doorgaande weg tussen de dorpen Aalden en Witteveen. Aan deze weg liggen een asielzoekerscentrum (hierna: het azc), het recreatiepark Landal Aelderholt (hierna: het recreatiepark), een golfbaan, woningen en een aantal agrarische percelen. Het beoogde fietspad is voorzien aan de zuidzijde van de Gelpenberg vanaf de Molenwijk in Aalden tot aan de weg Aelderholt.
3.       [appellant A] en [appellant B] hebben allebei een agrarisch perceel in eigendom dat voor een deel is gesitueerd binnen het plangebied. [appellant A] heeft grond aan de Nooitgedacht 1, [appellant B] aan de Gelpenberg 26. Om het fietspad te kunnen realiseren, moet een deel van deze gronden daarvoor beschikbaar komen. De raad heeft aangegeven daartoe zo nodig het instrument van onteigening te willen inzetten.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgronden
Wijze van totstandkoming
5.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de wijze van totstandkoming van het bestemmingsplan onbehoorlijk is geweest. Zij voeren aan dat zij op geen enkele wijze geïnformeerd zijn. Ze zijn bij toeval achter de plannen gekomen toen er onaangekondigd en zonder toestemming landmeters op hun gronden stonden.
5.1.    Het bestemmingsplan is overeenkomstig de procedurele eisen van de Wro tot stand gekomen. Het ontwerpplan heeft vanaf 12 april 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Hiervan is kennisgegeven in het Gemeenteblad. Hoewel de Afdeling de frustraties van [appellant A] en [appellant B] op dit punt begrijpt en de raad op de zitting ook heeft erkend dat in de voorbereiding het een en ander is misgegaan, is in zoverre aan de wettelijke verplichting voldaan. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan of het persoonlijk informeren van belanghebbenden maakt namelijk geen onderdeel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure.
Het betoog slaagt niet.
Verkeerstellingen
6.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de raad het rapport "Fietsopgaven Coevorden" van Roelofs van 16 november 2020 (hierna: het rapport) niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bestemmingplan. Zij voeren hiertoe aan dat de verkeerstellingen die zijn genoemd in het rapport, niet zijn onderbouwd. Zij kunnen niet nagaan of een onderzoek heeft plaatsgevonden en op welke manier er onderzoek heeft plaatsgevonden.
6.1.    De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad het rapport niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bestemmingsplan. In het rapport, dat bij de plantoelichting is gevoegd, is het huidige gebruik van de Gelpenberg inzichtelijk gemaakt. In het rapport staat dat om dit overzicht te krijgen in de periode van 20 augustus 2020 tot en met 3 september 2020, verkeerstellingen zijn uitgevoerd. Deze periode viel tot en met 30 augustus 2020 samen met de zomervakantie van Regio Midden. Het recreatieve effect van het recreatiepark is daardoor ook meegenomen. [appellant A] en [appellant B] hebben verder niet onderbouwd waarom de verkeerstellingen niet deugen en waarom de raad de resultaten van het rapport niet aan haar besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve varianten
7.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de raad bij de totstandkoming van het bestemmingsplan alternatieve routes onvoldoende heeft meegenomen. Zij voeren aan dat de door de raad onderzochte variant van een vrijliggend fietspad aan de noordzijde van de Gelpenberg een betere route is dan de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte route aan de zuidzijde. Het recreatiepark bevindt zich namelijk aan de noordzijde van de rijbaan. Deze variant voorziet daarom in een veilige route voor de recreatieve fietsers die van het recreatiepark naar Aalden gaan en beperkt het aantal oversteekbewegingen op de Gelpenberg. Deze route is ook minder belastend voor de natuur dan de variant aan de zuidzijde. In het rapport is namelijk aangegeven dat bij de noordelijke variant voor 550 m² aan bomenkap moet plaatsvinden, terwijl bij de zuidelijke variant voor 650 m² bomenkap nodig is.
Zij voeren verder drie alternatieve routes aan die volgens hen ten onrechte niet door de raad zijn onderzocht. Zo hoeft er volgens [appellant A] en [appellant B] helemaal geen apart fietspad te worden aangelegd. Gelet op de functie en het karakter van de Gelpenberg kunnen fietsers ook van de bestaande rijbaan gebruik maken. Daarnaast noemen zij het alternatief van een fietsuitgang aan de oostzijde van het park, zodat op de bestaande infrastructuur van Aalden kan worden aansloten. Verder is het volgens [appellant A] en [appellant B] mogelijk om een route te creëren die langs het recreatiepark aan de noordzijde van de Gelpenberg loopt en vanaf het azc langs de zuidzijde loopt. Voor deze route hoeft er geen grond te worden aangekocht.
7.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De Afdeling overweegt hierover het volgende.
7.2.    In het rapport, dat bij de plantoelichting is gevoegd, is zowel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van een vrijliggend fietspad aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de Gelpenberg. De raad stelt dat ervoor is gekozen om het fietspad aan de zuidzijde van de Gelpenberg te realiseren, omdat het fietspad aan de noordzijde door verschillende tuinen van particulieren zal lopen. Dit heeft gevolgen voor de privacy van de bewoners van de percelen en de gebruiksmogelijkheden van de tuinen. Ook zal het recreatiepark in deze variant een gedeelte van haar grond moeten verkopen. Bij een fietspad aan de zuidzijde spelen deze problemen niet. De raad heeft verder gesteld dat het fietspad aan de zuidzijde ook goedkoper is om aan te leggen en dat deze ligging gunstig is voor de bezoekers en bewoners van het azc. Over het door [appellant A] en [appellant B] voorgestelde alternatief van een fietsuitgang aan de oostzijde van het recreatiepark, heeft de raad toegelicht dat hiermee de veiligheid van de Gelpenberg niet wordt vergroot. Ook wordt het recreatiepark dan niet goed aangesloten op het fietsnetwerk van de Provincie Drenthe en een toekomstige uitbreiding daarvan. Over het door [appellant A] en [appellant B] voorgestelde alternatief van een route die langs het recreatiepark aan de noordzijde van de Gelpenberg loopt en vanaf het azc langs de zuidzijde loopt, stelt de raad dat deze variant gepaard gaat met hogere grondaankoopkosten, onder andere omdat dan grond van het recreatiepark moet worden aangekocht.
Voor zover [appellant A] en [appellant B] wijzen op de mogelijkheid van een fietspad op de rijbaan, stelt de raad dat is gekozen voor een vrijliggend fietspad naast de rijbaan vanwege tractoren en ander zwaar landbouwverkeer dat van de Gelpenberg gebruikt maakt. Vanwege de verkeersveiligheid is er daarom niet voor gekozen om een fietsstrook op de rijbaan aan te leggen.
7.3.    Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad de door Snoeijng en [appellant B] voorgestelde alternatieven voldoende heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend heeft gemotiveerd waarom niet voor die alternatieven is gekozen.
Het betoog slaagt niet.
Herplantplicht
8.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat ten onrechte niet in het bestemmingsplan is opgenomen waar de herplant van nieuwe bomen gaat plaatsvinden.
8.1.    De Afdeling ziet in wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is om in het bestemmingsplan op te nemen waar de herplant van de in verband met de aanleg van het fietspad te kappen bomen moet plaatsvinden. De Afdeling wijst er in dit verband op dat voor de kap van de bomen een aparte kapvergunning moet worden aangevraagd. Hierbij zal de herplant van de bomen aan de orde kunnen komen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep tegen het besluit van de raad van 12 december 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Gelpenberg, Fietspad" is ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025
884-1139