202401335/1/A3.
Datum uitspraak: 30 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 15 januari 2024 in zaak nr. 21/6152 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder.
Procesverloop
Bij deelbesluiten van 11 mei 2021 (deelbesluit 1), 10 augustus 2021 (deelbesluit 2), 12 oktober 2021 (deelbesluit 3), 21 december 2021 (deelbesluit 4), 15 februari 2022 (deelbesluit 5), 14 april 2022 (deelbesluit 6) heeft het college besloten op een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluiten van 21 juni 2022 (deelbesluit 7), 23 augustus 2022 (deelbesluit 8) en 19 oktober 2022 (deelbesluit 9) heeft het college besloten op een verzoek van [appellant] op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo).
Bij besluit van 12 oktober 2021 heeft het college het door [appellant] tegen deelbesluit 1 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 maart 2025, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. B.C. Slijkerman-van Leeuwen, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
Toepasselijke regelgeving
1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. [appellant] heeft het college verzocht om openbaarmaking van diverse documenten die betrekking hebben op het [bedrijf] en het Postkantoor Den Helder. Het college heeft in diverse deelbesluiten veel documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt. [appellant] meent dat er meer stukken openbaar moeten worden gemaakt. In het bijzonder wenst [appellant] de volgende documenten te ontvangen:
- de ongecensureerde e-mailcorrespondentie tussen de gemeente en Tuin;
- de ongecensureerde allonge van 11 juni 2018 over de verkoop van de [locatie];
- het ongecensureerde B&W-advies van 7 juni 2018 over asbestsanering;
- het ongecensureerde bewijs van de ‘restant-betaling’.
De e-mailcorrespondentie heeft het college (gedeeltelijk) openbaar gemaakt naar aanleiding van het openbaarmakingsverzoek van [appellant]. De overige documenten zijn bij eerdere besluiten openbaar gemaakt. Er bestaat volgens het college daarom geen grond deze documenten nogmaals openbaar te maken.
De aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat de e-mailcorrespondentie eerder openbaar is gemaakt in 2018 en de allonge en het advies openbaar zijn gemaakt bij besluit van 3 mei 2019. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het bewijs van restantbetaling ook al eerder openbaar is gemaakt, in het kader van een Wob-verzoek van Mediahuis. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet een nieuw besluit hoeft te nemen over de openbaarmaking van de gevraagde stukken, omdat deze al eerder (gedeeltelijk) openbaar zijn gemaakt. Dit betekent dat de besluiten van het college op het Wob-verzoek van [appellant] stand houden.
Hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de gevraagde stukken al openbaar heeft gemaakt. Volgens [appellant] heeft het college de stukken destijds niet geheel openbaar gemaakt.
5. De Afdeling stelt vast dat de besluitvorming over de openbaarmaking van de e-mailcorrespondentie, de allonge en het advies in rechte vast staat. De Afdeling komt dan ook niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het besluit over de openbaarmaking van deze stukken.
Wat betreft de restantbetaling heeft het college deugdelijk gemotiveerd uiteengezet dat deze niet eerder openbaar is gemaakt, maar dat dit stuk buiten de reikwijdte van het verzoek valt. De Afdeling is daarom van oordeel dat het college niet gehouden is om de restantbetaling openbaar te maken. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025
818-1146
BIJLAGE
Toepasselijke regelgeving
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.