ECLI:NL:RVS:2025:1983
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek op basis van artikel 64 Vw 2000
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 april 2023 een aanvraag van de appellant om uitstel van vertrek afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 9 april 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 1 mei 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet ontvankelijk is. De appellant heeft namelijk niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vw 2000. De minister van Asiel en Migratie is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.