ECLI:NL:RVS:2025:1983

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
202406820/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek op basis van artikel 64 Vw 2000

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 april 2023 een aanvraag van de appellant om uitstel van vertrek afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 9 april 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 1 mei 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet ontvankelijk is. De appellant heeft namelijk niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vw 2000. De minister van Asiel en Migratie is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Uitspraak

202406820/1/V3.
Datum uitspraak: 1 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 oktober 2024 in zaak nr. NL24.15926 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 9 april 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025
644-1137