ECLI:NL:RVS:2025:1987
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 24 februari 2025 het beroep van de appellant ongegrond heeft verklaard. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 3 mei 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om de beslissing van de minister te vernietigen.
De appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J.E. Hogewind, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure heeft de minister nadere schriftelijke inlichtingen verstrekt en een nader stuk ingediend, waarop de appellant heeft gereageerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over.
De Afdeling heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 mei 2025.