ECLI:NL:RVS:2025:1991
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen afwijzing ontheffing ingangseis stage Hogeschool van Amsterdam
In deze zaak heeft de verzoekster beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam, genomen op 24 april 2025. De verzoekster had een administratief beroep ingediend tegen de afwijzing door de examencommissie van haar verzoek om ontheffing van de ingangseis van de stage. Tevens heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij haar stage kan voortzetten tijdens de procedure. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening op 8 mei 2025 op een zitting worden behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er in de periode tot aan de zitting onomkeerbare gevolgen zullen optreden voor de verzoekster. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Daarnaast is bepaald dat het college van beroep voor de examens geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Rijsdijk, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2025.