ECLI:NL:RVS:2025:2010
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. Dit besluit, genomen op 2 maart 2025, hield in dat appellant in bewaring werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af.
Appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling heeft ook geen redenen gevonden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 mei 2025.