ECLI:NL:RVS:2025:2013

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
202502435/1/V3 en 202502435/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 2 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 4 februari 2025 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 18 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 mei 2025.

Uitspraak

202502435/1/V3 en 202502435/2/V3.
Datum uitspraak: 2 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 18 april 2025 in zaak nr. NL.25.5468 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 18 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, advocaat in Nijmegen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De voorzieningenrechter van de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025
846-1149