ECLI:NL:RVS:2025:2016
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning en niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 februari 2021 een aanvraag van de appellant voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 22 juli 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 23 januari 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Rossem, heeft hierop hoger beroep ingesteld.
De griffier heeft de appellant in een brief gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. De appellant kreeg de kans om het griffierecht voor 7 maart 2025 te voldoen, maar heeft dit niet gedaan. Na een herinnering op 20 maart 2025, waarin werd aangegeven dat het griffierecht uiterlijk op 3 april 2025 betaald moest zijn, heeft de appellant wederom geen actie ondernomen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De minister van Asiel en Migratie is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer heeft getekend, in aanwezigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier. De uitspraak vond plaats op 6 mei 2025.