ECLI:NL:RVS:2025:2023

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
202501967/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunningen

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], samen met hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in te stellen tegen de intrekking van hun verblijfsvergunningen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De intrekking vond plaats op 26 november 2019. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van verzoekers op 6 december 2023 opnieuw ongegrond. Hierop hebben verzoekers beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 6 maart 2025 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de minister een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak. Verzoekers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 mei 2025 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang werd aangetoond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.

Uitspraak

202501967/2/V2.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], [verzoeker B], mede voor hun minderjarige kinderen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 6 maart 2025 in zaak nr. NL24.276 in het geding tussen:
verzoekers
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan verzoekers verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd ingetrokken.
Bij besluit van 6 december 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoekers ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Uit het verzoek blijkt niet van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
307-1003