ECLI:NL:RVS:2025:2047

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
202404275/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herziening zorgtoeslag en toeslagpartnerschap

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 mei 2024. Het hoger beroep betreft de afwijzing door de Dienst Toeslagen van het verzoek van [appellant] om herziening van de definitieve berekening van de zorgtoeslag over de jaren 2016 tot en met 2021. De Dienst Toeslagen heeft in haar besluiten aangegeven dat bij de berekening van de zorgtoeslag rekening moet worden gehouden met het feit dat [appellant] een toeslagpartner heeft, zoals vastgelegd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. De Dienst Toeslagen heeft verder verduidelijkt dat het toeslagpartnerschap pas eindigt wanneer [appellant] een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed indient bij de rechtbank.

Het procesverloop laat zien dat de Dienst Toeslagen het bezwaar van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft [appellant] zijn eerdere gronden herhaald, maar de Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank. De Afdeling heeft vastgesteld dat [appellant] niet heeft betwist dat hij gedurende de betreffende jaren zorgtoeslag heeft ontvangen, wat zijn argumenten in hoger beroep ondermijnt. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Dienst Toeslagen is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202404275/1/A2.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 31 mei 2024 in zaak nr. 23/3469 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Dienst Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (nu en hierna: de Dienst Toeslagen) het verzoek van [appellant] om herziening van de (definitieve) berekening van de zorgtoeslag tussen 2016 en 2021 afgewezen.
Bij besluit van 17 juli 2023 heeft de Dienst Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2025, waar [appellant] en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De Dienst Toeslagen heeft in de besluiten uitgelegd dat bij de berekening van de zorgtoeslag moet worden betrokken dat [appellant], gelet op artikel 5a, eerste lid en onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 3, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, een toeslagpartner heeft. Daarbij heeft de Dienst Toeslagen erop gewezen dat het toeslagpartnerschap pas wordt beëindigd nadat [appellant] een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft ingediend bij de rechtbank.
2.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6.3 en 7.1 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. In reactie op de stelling van [appellant] in hoger beroep dat hij nooit zorgtoeslag heeft aangevraagd, voegt de Afdeling daaraan nog toe dat de Dienst Toeslagen de aanvraag om zorgtoeslag in beroep heeft overgelegd. Ook heeft [appellant] op de zitting van de Afdeling niet betwist dat hij al die jaren de zorgtoeslag op zijn bankrekening gestort heeft gekregen.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
4.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
154-1043