202408013/1/R1.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Bussum, gemeente Gooise Meren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Gooise Meren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Het Nieuwe Raadhuis Bussum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
FH Raedthuys B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2025, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant], vergezeld door [appellant A], [appellant B] en [appellant C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, zijn verschenen. Verder is ter zitting FH Raedthuys B.V., vertegenwoordigd door mr. R. Visser, rechtsbijstandverlener in Heiloo, vergezeld door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de bouw van een gebouw met 14 appartementen mogelijk op het perceel aan de Landstraat 78 in Bussum. Dit gebouw komt in de plaats van Café 't Raedthuys. Het voornemen is daar 10 sociale huurwoningen en 4 duurdere koopwoningen te bouwen. FH Raedthuys B.V. is de initiatiefnemer van de ontwikkeling.
3. [appellant] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Gronden van het beroep
Participatie en beantwoording zienswijzen
5. [appellant] en anderen betogen dat onvoldoende daadwerkelijke participatie is geboden. Tijdens de door de raad georganiseerde zogenoemde politieke avond mocht slechts één persoon het woord voeren en was er een maximale spreektijd van 5 minuten. Daarnaast zijn volgens hen de zienswijzen onzorgvuldig beantwoord. Volgens hen bevat de beantwoording van de zienswijzen een aantal onjuistheden. Zo staat daarin dat het plangebied aan de oostzijde van een woning ligt, terwijl dit aan de westzijde van de woning ligt. Ook staat daarin dat de parkeerplaats en inrit zich ten westen van het café bevinden, terwijl deze zich ten noorden daarvan bevinden.
5.1. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In overeenstemming met deze procedure zijn [appellant] en anderen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. Niet in geschil is dat aan de wettelijke vereisten voor de terinzagelegging van het bestemmingsplan is voldaan. In de nota van beantwoording zienswijzen is door de raad ingegaan op de ingebrachte zienswijzen. Dat [appellant] en anderen liever meer inspraak hadden willen hebben is begrijpelijk, maar de raad heeft voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van het besluit heeft gesteld.
De raad heeft verder erkend dat de beantwoording van de zienswijzen een aantal onjuistheden bevat. De raad heeft echter toegelicht dat bij de voorbereiding van het plan is uitgegaan van de juiste feiten. Hoewel in de beantwoording van de zienswijzen staat dat het plangebied aan de oostzijde van de woning ligt waar het in werkelijkheid om de westzijde gaat, is de woning in de bezonningsstudie juist weergegeven. Verder heeft de onjuiste weergave van de inrit en de parkeerplaats ten noorden van het café geen invloed gehad op de parkeerberekening. De Afdeling acht de onjuistheden waarop [appellant] en anderen hebben gewezen niet van zo’n aard, dat alleen al daarom moet worden geoordeeld dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid. Niet is gebleken dat als gevolg daarvan bepaalde bezwaren of argumenten niet of onvoldoende in de afweging zijn betrokken.
Het betoog slaagt niet.
Niet passend in de omgeving?
6. [appellant] en anderen betogen dat het voorziene appartementengebouw te hoog en te massief is en daardoor niet passend is in de omgeving. Daarnaast sluit het voorziene gebouw met vijf bouwlagen niet aan bij de naastgelegen bebouwing aan de De Genestetlaan met drie bouwlagen.
6.1. Met het plan is binnen het plangebied een maximale bouwhoogte van 17 m en een maximale goothoogte van 14 m toegestaan. In het vorige plan was geen maximale bouwhoogte opgenomen, maar wel een maximale goothoogte van 8 m. Met het plan wordt het bouwvlak vergroot. Dat betekent dat het plan voorziet in meer en hogere bebouwing dan het vorige plan.
De raad heeft dat ook onder ogen gezien. Daarbij heeft de raad gewezen op het belang om sociale huurwoningen te bouwen. Hij heeft het algemeen belang bij het bouwen van de woningen afgewogen tegen het belang van omwonenden bij het behoud van de maatvoering uit het eerdere plan. De raad vindt bij het afwegen van die belangen de ruimtelijke gevolgen voor omwonenden in dit geval aanvaardbaar. De raad heeft in dat verband toegelicht dat de bouwhoogte is afgestemd op de omliggende bebouwing, in het bijzonder op het appartementengebouw aan de Nieuwe Raadhuisstraat dat hoger is dan het voorziene appartementengebouw.
Hoewel de in het plan opgenomen maximaal toegestane bouwhoogte van 17 m hoger is dan de bebouwing aan de De Genestetlaan, heeft de raad deze bouwhoogte naar het oordeel van de Afdeling in deze stedelijke omgeving bij afweging van de belangen aanvaardbaar mogen achten.
Het betoog slaagt niet.
Dag- en zonlichttoetreding
7. [appellant] en anderen betogen dat in de bezonningsstudie die op 26 maart 2024 is uitgevoerd door Mulleners + Mulleners Architecten en die aan het plan ten grondslag is gelegd (hierna: de bezonningsstudie), is uitgegaan van een vertekende weergave van de huidige situatie. In dat kader stellen zij dat de gevel van Café ’t Raedthuys dat er nu staat onjuist is weergegeven. Volgens hen wordt de dag- en zonlichttoetreding bij omwonenden onevenredig aangetast als gevolg van het plan.
8. Voor de bezonning van woningen bestaan geen wettelijke normen. De Afdeling verwijst hiervoor bijvoorbeeld naar haar uitspraak van 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3630, onder 10.1. Dat neemt niet weg dat in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging moet plaatsvinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen, waaronder het belang van omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De bezonningsstudie is als bijlage 9 bij de plantoelichting gevoegd. Daaruit komt naar voren dat voor de woningen aan de De Genestetlaan in het geheel geen gevolgen optreden op het gebied van bezonning. Voor andere woningen rondom het plangebied is het effect zeer gering.
De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de bezonningsstudie zulke gebreken of leemten in kennis bevat dat de raad zich daarop niet heeft mogen baseren. In de bezonningsstudie is anders dan [appellant] en anderen veronderstellen, niet uitgegaan van de feitelijke bestaande situatie, maar van de maximale planologische mogelijkheden op basis van het voorgaande planologische regime. Om de effecten van de zonlichttoetreding nader inzichtelijk te maken is in maart 2025 nogmaals een bezonningsstudie uitgevoerd. Daarbij is erop gewezen dat er ook in de feitelijke bestaande situatie al sprake is van schaduwwerking door de hoge bomen op de Landstraat. Gelet op de situering van de woningen acht de Afdeling ook de effecten op de daglichttoetreding beperkt. De raad heeft daarnaast toegelicht veel belang te hechten aan het voorzien in de behoefte aan woningen in de gemeente. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat sprake is van een stedelijke omgeving, heeft de raad een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen die gemoeid zijn met de uitvoering van het plan dan aan de gevolgen op het gebied van dag- en zonlicht die daaruit voortvloeien voor [appellant] en anderen.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
9. [appellant] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot verkeersonveilige situaties. Volgens [appellant] en anderen zal door de toename van verkeer en het versmallen van de stoep ter plaatse een onoverzichtelijke situatie ontstaan op het kruispunt van de Landstraat, de Nieuwe Raadhuisstraat en de De Genestetlaan. In dat kader wijzen zij erop dat de De Genestetlaan een smalle straat is, waar nu al geen gebruik kan worden gemaakt van de stoep. Daarnaast is volgens [appellant] en anderen de De Genestetlaan in de huidige situatie al erg druk, omdat die straat als route wordt gebruikt naar een basisschool en middelbare school en een speelveldje. Ook wordt volgens hen nabij de kruising geladen en gelost ten behoeve van de supermarkt aan de Landstraat en is daardoor al eerder schade ontstaan. Op de zitting hebben [appellant] en anderen de verkeerssituatie op het bedoelde kruispunt aan de hand van een filmpje getoond.
9.1. De raad heeft toegelicht dat met het plan het zicht vanuit de De Genestetlaan richting het kruispunt niet wijzigt. De stoep nabij het plangebied blijft voldoende breed om voetgangers elkaar te laten passeren. Over de verkeerssituatie op het kruispunt heeft de raad aangegeven dat tot een aanpassing van die kruising kan worden overgegaan als de verkeersveiligheid daar aanleiding voor geeft. De raad moet zich in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan er voldoende van vergewissen dat een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied mogelijk is. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:654, onder 12.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich daar voldoende van vergewist. De Afdeling licht hierna toe waarom zij dat vindt. In paragraaf 4.3 van de plantoelichting wordt ingegaan op de verkeersaspecten van het plan. Over de toename van het verkeer staat daarin dat op basis van de publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW de totale verkeersproductie van de voorziene nieuwe woningen is berekend op afgerond 46 motorvoertuigen per etmaal maximaal op een gemiddelde weekdag. In het drukste uur zullen de ontsluitende wegen een verkeerstoename van ongeveer 5 motorvoertuigen ondervinden. Deze verkeerstoename is zo gering dat deze geen negatieve gevolgen heeft op de omliggende ontsluitingswegen volgens de plantoelichting. Daarnaast geldt op de omliggende wegen een maximumsnelheid van 30 km/u en is aan het eind van de De Genestetlaan een verkeersdrempel geplaatst waardoor wordt afgedwongen dat er langzaam wordt gereden.
Op basis van wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd is er geen reden om aan deze weergave van de situatie te twijfelen. Daarom heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat het plan niet leidt tot verkeersonveilige situaties.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
10. [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Zij stellen dat bij het berekenen van de parkeerbehoefte er ten onrechte van uit is gegaan dat er in de bestaande situatie parkeerplekken ter beschikking stonden van het café. Deze parkeerplekken worden volgens hen namelijk gebruikt door de nabijgelegen supermarkt. Daarnaast wijzen zij erop dat als gevolg van het plan twee parkeerplekken verdwijnen en deze niet zijn meegenomen in de berekening.
10.1. Naar het oordeel van de Afdeling geeft het betoog van [appellant] en anderen geen grond voor de conclusie dat in artikel 8.2 van de planregels niet is gewaarborgd dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd voor de voorziene woningen. In artikel 8.2, onder a, staat namelijk dat een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, niet mag worden gebouwd, wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Verder staat in artikel 8.2, onder b, van de planregels dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het parkeerbeleid van de gemeente Gooise Meren en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.
Bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid hoeft alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan. Bij wijze van voorbeeld verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2234. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. Dit houdt in dat slechts rekening moet worden gehouden met de toename van parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte vanwege het bestaande pand. De bestaande parkeerbehoefte moet in zekere mate objectief vastgesteld te kunnen worden. Hierbij hoeft niet alleen rekening te worden gehouden met een vergunde situatie. Vergelijk voor dat laatste de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8044. In paragraaf 4.3 van de plantoelichting staat dat de parkeerbehoefte is berekend aan de hand van de "Uitgangspunten en werkwijze parkeereis Gooise Meren 2023" (hierna: de parkeernota). Daarbij is ervan uitgegaan dat moet worden voorzien in de toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van de bestaande situatie. Overeenkomstig de parkeernota is berekend dat voor de 14 appartementen in totaal 12 parkeerplaatsen nodig zijn, wanneer het aanwezigheidspercentage in acht wordt genomen. Verder is berekend dat er in de bestaande situatie, toen in het plangebied een café en een appartement stonden, een parkeerbehoefte van 9 parkeerplekken was. Dat betekent volgens de plantoelichting dat er nog ruimte voor 3 parkeerplekken moet worden gezocht. In de plantoelichting staat dat 3 parkeerplekken zullen worden aangelegd langs de Hoofdstraat.
Op de zitting is verder namens de initiatiefnemer toegelicht dat de parkeerdruk rondom het plangebied onder de 80% ligt en dat er genoeg ruimte is om een extra parkeerplek aan te leggen. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding daaraan te twijfelen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt mocht stellen dat in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien ten behoeve van de voorziene ontwikkeling. Het verdwijnen van 1 of 2 feitelijke parkeerplekken geeft in deze situatie niet de doorslag. Ook als de raad daar bij het berekenen van de parkeerbehoefte wel rekening mee had gehouden, had dat niet aan het plan in de weg gestaan.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locaties
11. [appellant] en anderen voeren aan dat er geschiktere alternatieve locaties zijn om de 14 appartementen te bouwen. Zij wijzen op de locatie van het oude postkantoor aan de Poststraat 2 en de locatie van het Albert Heijn-filiaal op de Laarderweg 11.
11.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad heeft toegelicht dat het plan een particulier initiatief is van FH Raedthuys B.V. Zij is ook eigenaar van het perceel. De aangedragen alternatieve locaties zijn niet van FH Raedthuys B.V., zodat het voor de initiatiefnemer niet mogelijk is daar appartementen te bouwen. Verder is voor het perceel aan de Laarderweg 11 al door een ander een vergunningaanvraag ingediend om daar woningen te bouwen. Het betoog van [appellant] en anderen biedt gelet daarop geen aanleiding voor het oordeel dat de raad had moeten kiezen voor de aangedragen alternatieve locaties.
Het betoog slaagt niet.
Verdwijnen ramen zijgevel
12. [appellant] en anderen brengen naar voren dat het voorziene appartementencomplex tegen de zijgevel van het naastgelegen pand aan de Landstraat 80 wordt gebouwd. Volgens hen hebben de bewoners van dat pand daar geen toestemming voor gegeven.
12.1. De Afdeling overweegt dat dit een uitvoeringsaspect is. Namens de initiatiefnemer is toegelicht dat Dudok Wonen met de bewoners van dat pand in overleg is om een passende oplossing te vinden. De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan om deze reden niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
195-1036