202105070/2/R2.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Veghel, gemeente Meierijstad,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2A]), wonend in Veghel, gemeente Meierijstad,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Meierijstad,
verweerder.
Procesverloop
a. binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat onder 14 is overwogen, de daar omschreven gebreken in het besluit van 24 juni 2021, waarbij het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" is vastgesteld, te herstellen en;
b. de uitkomst aan de Afdeling en de andere partijen mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Bij besluit van 27 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 2A] en [appellant sub 1] hebben zienswijzen ingediend.
De raad heeft een reactie ingediend.
[appellant sub 2A] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2025, waar [appellant sub 2A], vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van Hoorn, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [belanghebbende], initiatiefneemster, vergezeld van [gemachtigde], bijgestaan door [gemachtigde], vergezeld van [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 21 september 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
De tussenuitspraak
2. Onder 6.4. van de tussenuitspraak heeft de Afdeling als volgt overwogen:
"Concluderend is de Afdeling van oordeel dat het mogelijk is om, bij een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden, het grasveld te gebruiken voor sportactiviteiten in de buitenlucht door onder meer sportscholen en gymnastiekzalen. Verder kan het grasveld worden gebruikt voor dagrecreatief medegebruik, voor het organiseren van bruiloften en partijen en voor evenementen ten behoeve van de in artikel 3.1, onder a tot en met e genoemde activiteiten. De raad heeft wel een geluidonderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het akoestisch rapport van 13 december 2016, maar daarin heeft de raad enkel onderzocht of het tennispark, na uitbreiding met de multifunctionele ruimte, voldoet aan de gestelde geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat onderzoek heeft geen betrekking op voormelde mogelijkheden van het grasveld. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden en dat de raad onvoldoende heeft onderzocht of, gelet op die mogelijkheden, ter plaatse van de percelen [appellant sub 2A] en [appellant sub 1] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De Afdeling is daarom van oordeel dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vastgesteld."
Onder 8.5 heeft de Afdeling als volgt overwogen:
"De Afdeling overweegt dat uit artikel 3.1 van de planregels volgt dat de gronden niet mogen worden gebruikt voor de duiksport, aangezien de duiksport niet is genoemd op bijlage 1 bij de planregels. Verder geldt dat uit artikel 3.1 van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport-ondergeschikte detailhandel" de gronden mogen worden gebruikt voor specifieke vorm van sport-ondergeschikte detailhandel, in de vorm van een service-/webwinkel in duikbenodigdheden. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit artikel 3.1 van de planregels, dat de opslag van duikflessen ten behoeve van de duikwinkel daarom alleen mag plaatsvinden op gronden met de aanduiding "specifieke vorm van sport - ondergeschikte detailhandel". Dat betekent [...] dat de duikflessen niet mogen worden opgeslagen op gronden, waaraan die aanduiding niet is toegekend, zoals het grasveld. Duikbenodigdheden mogen dus niet worden opgeslagen op gronden buiten die aanduiding.
Echter, in het plan is niet geborgd dat op de gronden, binnen de aanduiding "specifieke vorm van sport-ondergeschikte detailhandel", opslag van duikmaterialen plaatsvindt in gebouwen. Gelet hierop is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3.73, tweede lid, aanhef onder c, van de IOV."
Onder12.3 heeft de Afdeling als volgt overwogen:
"[…] Bij de berekening van de parkeerbehoefte en de berekening van de toename van het aantal verkeersbewegingen heeft de raad echter niet de toegenomen gebruiksmogelijkheden voor het grasveld (zie r.o. 6.4) betrokken. De raad heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van de mogelijke geluidhinder als gevolg van toenemende verkeersbewegingen ter plaatse van het perceel en de woning van [appellant sub 1] en de woning van [appellant sub 2A]. De raad heeft ten onrechte niet onderzocht of met de 23 extra parkeerplaatsen in de totale parkeerbehoefte kan worden voorzien."
Onder14 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling tenslotte als volgt overwogen:
"De Afdeling ziet aanleiding om de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van 6.4 en 12.3. nader te onderbouwen dat bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden het plan voorziet in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daartoe zal een nieuw akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. De raad dient, gelet op het hiervoor overwogene in 12.3, bij dit onderzoek ook de mogelijke geluidtoename als gevolg van een mogelijke toename van verkeersbewegingen te betrekken. Verder dient de raad nader te onderzoeken welke parkeerbehoefte het grasveld bij een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan met zich brengt en op welke wijze in die parkeerbehoefte zal worden voorzien;
- Indien de raad het gebruik van het grasveld voor één of meer in 6.4 genoemde planologische mogelijkheden bij nader inzien niet ruimtelijk aanvaardbaar acht, dan dient de raad een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, waarbij dit gebruik geheel of gedeeltelijk wordt beperkt;
- met inachtneming van 8.5 in het plan te waarborgen dat op de gronden, binnen de aanduiding "specifieke vorm van sport - ondergeschikte detailhandel", opslag en stalling (van duikmaterialen) plaatsvindt in gebouwen."
Tussenconclusie over het besluit van 24 juni 2021
3. Gelet op wat de Afdeling in de tussenuitspraak heeft overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 1] en van [appellant sub 2A] tegen het besluit van 24 juni 2021 gegrond. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Het besluit van 27 juni 2024
4. De raad heeft in het besluit van 27 juni 2024 het bestemmingsplan op enkele onderdelen gewijzigd en voorzien van een nadere onderbouwing, onder meer in de vorm van een aanvullend akoestisch onderzoek, van Amitec, neergelegd in een notitie van 29 april 2024 (hierna: het aanvullend akoestisch onderzoek).
5. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
5.1. Op grond van deze bepaling hebben de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] van rechtswege ook betrekking op het besluit van 27 juni 2024.
De zienswijzen
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] hebben naar aanleiding van het besluit van 27 juni 2024 zienswijzen ingediend. De Afdeling zal hieronder de in de zienswijzen naar voren gebrachte beroepsgronden bespreken.
Gebruik grasveld duiklessen
7. [appellant sub 1] betoogt dat op blz. 9 van de plantoelichting is vermeld dat de exploitant van de in het plan mogelijk gemaakte servicewinkel/webwinkel voor duiksport, naast detailhandel in de toekomst ook een actieve vorm van sport wil gaan aanbieden. Daarom is volgens [appellant sub 1] het realistisch te veronderstellen dat in de toekomst een privézwembad op het grasveld wordt aangelegd. Volgens hem had het gebruik van het grasveld voor duiklessen moeten worden beperkt.
7.1. Op blz. 9 van de plantoelichting staat het volgende vermeld:
"In de toekomst wil de exploitant van de duiksport servicewinkel/webwinkel, naast het passieve sporten (educatie over duiken en activiteiten op andere locaties), ook op de onderhavige locatie een actieve vorm van sport gaan aanbieden".
7.2. Onder 6.3 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling als volgt overwogen:
"Uit artikel 3.1, van de planregels, gelezen in samenhang met bijlage 1, bij de planregels, volgt dat het grasveld niet is bestemd voor een binnenzwembad of een buitenzwembad. Verder geldt dat de duiksport niet is genoemd in de lijst van sportvoorzieningen, zodat de gronden ingevolge artikel 3.1, onder a, van de planregels, ook niet mogen worden gebruikt voor duiksport. Aan de betreffende gronden is ook niet de aanduiding "specifiek vorm van sport-ondergeschikte detailhandel" toegekend, bedoeld voor een service-/webwinkel in duikbenodigdheden, zodat ook geen duikvijver of bassin ten behoeve van de servicewinkel in duikbenodigdheden mag worden aangelegd. Gelet hierop biedt het plan niet de mogelijkheid om op het grasveld een waterbassin of vijver aan te leggen voor de duiksport."
In aanvulling hierop overweegt de Afdeling dat bij het besluit van 27 juni 2024 aan het grasveld de aanduiding "specifieke vorm van sport-buitensport uitgesloten" is toegekend en dat aan artikel 3.1, onder a, van de planregels is toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport-buitensport uitgesloten" buitensporten en buitensportvoorzieningen zijn uitgesloten. Ook hierom is een buitenzwembad voor de duiksport op het grasveld niet toegestaan.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het bestemmingsplan niet voorziet in de aanleg van een privézwembad op het grasveld en daarmee ook niet in het gebruik van dit plandeel voor duiklessen. Dat in de plantoelichting is vermeld dat de exploitant mogelijk in de toekomst een actieve vorm van duiksport zou willen gaan aanbieden op het tennispark, maakt dit niet anders. De planregels zijn namelijk duidelijk en de niet bindende plantoelichting doet daaraan niet af. Eventuele toekomstige plannen liggen hier bovendien niet ter beoordeling voor.
Het betoog slaagt niet.
Het aanvullend akoestische onderzoek
8. [appellant sub 2A] betoogt dat in het aanvullend akoestische onderzoek niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden.
Hij voert aan dat een groot deel van de in de nabijheid van het grasveld gelegen outdoor-tennisbanen inmiddels zijn omgezet naar padelbanen. In het aanvullend akoestische onderzoek is geen rekening gehouden met geluidhinder door het gebruik van deze padelbanen.
Verder voert [appellant sub 2A] aan dat niet op basis van het aanvullend akoestische onderzoek kan worden geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hij verwijst naar een door hem verstuurde brief van 12 juni 2024 aan de Commissie Ruimte, Economie en Bedrijfsvoering van de gemeente Meierijstad. Daarin heeft hij naar voren gebracht dat het aanvullend akoestische onderzoek ervan uitgaat dat op het veld gedurende de dagperiode ten hoogste twee uur aan dagrecreatieve activiteiten, zoals kinderfeestjes, plaatsvinden waarbij alleen stemgeluid (spelende kinderen, mondelinge instructies) hoorbaar is. Dit terwijl in de planregels niet is geborgd dat het dagrecreatief medegebruik zich beperkt tot twee uur per dag.
[appellant sub 1] betoogt dat uitdrukkelijk vastgelegd moet worden dat zowel in de huidige tennishal, als in de toekomstige uitbreiding, direct grenzend aan zijn perceel, uitsluitend tennis en geen padel gespeeld mag worden. [appellant sub 1] wijst erop dat de geluidsbelasting door padel vele malen hoger is dan de geluidsbelasting door tennis. Hij vraagt de Afdeling aan de raad om op te dragen dat zowel in de huidige tennishal als in de in het plan uitbreiding van de tennishal uitsluitend tennis en geen padel gespeeld mag worden.
8.1. Over het grasveld overweegt de Afdeling als volgt.
8.2. Bij het besluit van 27 juni 2024 heeft de raad voor het grasveld de gebruiksmogelijkheden beperkt, door aan de betreffende gronden de aanduidingen "specifieke vorm van sport - buitensport uitgesloten" en "specifieke vorm van horeca - feesten en partijen uitgesloten" toe te kennen. Daarnaast heeft de raad in artikel 3.1 van de planregels opgenomen dat op de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van sport - buitensport uitgesloten" buitensporten en terrasvoorzieningen zijn uitgesloten en dat op gronden met de aanduiding "specifieke vorm van horeca - feesten en partijen uitgesloten" bruiloften en partijen zijn uitgesloten. Op grond van artikel 3.1, onder e, van de planregels is nog wel dagrecreatief medegebruik toegelaten op het grasveld.
8.3. In het aanvullend akoestische onderzoek is over de aldus aangepaste gebruiksmogelijkheden voor het grasveld geconcludeerd dat deze niet in relevante mate bijdragen aan de geluidniveaus bij omliggende woningen. In dit onderzoek is uitgegaan van ten hoogste 2 uur aan dagrecreatieve activiteiten, waarbij alleen stemgeluid hoorbaar is. Er is uitgegaan van 16 personen/kinderen op het grasveld waarvan de helft roept.
8.4. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad, voor het onderzoek naar geluidhinder van activiteiten op het grasveld, bij een representatieve bedrijfssituatie uitgaan van ten hoogste 2 uur aan dagrecreatieve activiteiten. Daarbij betrekt de Afdeling dat in het aanvullend akoestische onderzoek is vermeld dat de 2 uur een optelsom betreft van meerdere momenten per dag met in totaal 2 uur stemgeluid. Op de zitting heeft de raad bovendien toegelicht dat, door uit te gaan van 2 uur per dag, een worst-casebenadering is gehanteerd, waarbij bovendien geldt, dat als zou worden uitgegaan van meer uren per dag, niet tot een andere uitkomst zou worden gekomen.
8.5. Over geluidhinder door het gebruik van padelbanen overweegt de Afdeling als volgt.
8.6. De Afdeling stelt vast dat op 19 april 2023 een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een aantal padelbanen. Op de zitting heeft initiatiefneemster toegelicht dat deze vergunning ziet op 11 reeds gebouwde buitenpadelbanen en 3 reeds gebouwde binnenpadelbanen. De 11 buitenpadelbanen zijn gelegen binnen het plangebied, op een afstand van tenminste 70 m tot aan de woningen van Houtum en [appellant sub 2A]. De geluidbelasting door padel is niet betrokken in het aanvullend akoestische onderzoek. Dat onderzoek zag namelijk alleen op het grasveld, waar zich geen padelbanen bevinden. De geluidbelasting door padelbanen was ook niet betrokken bij het geluidonderzoek, dat is neergelegd in het akoestisch rapport van 13 december 2016, dat ten grondslag was gelegd aan het besluit van 24 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan.
8.7. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 2A] pas in zijn zienswijze over het herstelbesluit van 27 juni 2024 naar voren heeft gebracht dat de geluidbelasting door het gebruik van de gerealiseerde padelbanen had moeten worden betrokken bij het akoestische onderzoek. Hiermee heeft [appellant sub 2A] zijn beroepsgronden na de tussenuitspraak uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond die hij al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren had kunnen brengen. Dit is gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde, niet aanvaardbaar. De Afdeling laat wat [appellant sub 2A] in dit verband aanvoert dan ook buiten bespreking. Bij dit oordeel betrekt de Afdeling dat ten tijde van de behandeling van het beroep tegen het oorspronkelijke besluit op de zitting van 9 mei 2023, de 11 buitenpadelbanen reeds waren gerealiseerd en dat de omgevingsvergunning voor de bouw van die padelbanen ook reeds was verleend en dat [appellant sub 2A] destijds van die vergunning op de hoogte was.
8.8. [appellant sub 2A] heeft op de zitting van 27 maart 2025 nog betoogd dat hij de beroepsgrond over het betrekken van geluidhinder door het gebruik van de padelbanen bij het akoestische onderzoek wél al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren heeft gebracht. Hij heeft verwezen naar een aanvullend beroepschrift van 28 april 2023. De Afdeling volgt dit betoog niet. In het aanvullend beroepschrift van 28 april 2023 heeft [appellant sub 2A] namelijk alleen maar een beroepsgrond naar voren gebracht over de maximale mogelijkheden voor het grasveld, waaronder het gebruik voor padel. Daarover heeft de Afdeling in 6.3 van de tussenuitspraak al een oordeel gegeven.
8.9. Ook [appellant sub 1] heeft pas in zijn zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht dat geluidbelasting door padel veel hoger is dan de geluidbelasting door tennis en zijn vrees geuit dat in de hal en in de uitbreiding van die hal padel gespeeld gaat worden. Ook [appellant sub 1] had deze beroepsgrond al tegen het oorspronkelijke besluit aan kunnen voeren. De Afdeling bespreekt deze beroepsgrond daarom niet.
8.10. Nu geen andere beroepsgronden zijn aangevoerd tegen het aanvullend akoestisch onderzoek, is de Afdeling van oordeel dat de raad met het besluit van 27 juni 2024 het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek over geluid heeft hersteld.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
9. [appellant sub 1] betoogt dat onduidelijk is wat de parkeerbehoefte is en hoeveel parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Volgens hem is in de huidige situatie op piekmomenten het aantal parkeerplaatsen al ontoereikend.
9.1. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad paragraaf 4.11 van de plantoelichting aangevuld. Daarin heeft de raad vermeld dat hij op basis van de parkeernormen uit het "Paraplubestemmingsplan Parkeren" de parkeerbehoefte heeft berekend. De parkeerbehoefte voor het gehele plan is berekend op 76 parkeerplaatsen. Blijkens tabel 4.1 in de plantoelichting is bij die berekening rekening gehouden met een additionele parkeerbehoefte voor het grasveld van 19,4 parkeerplaatsen. In de plantoelichting is ook vermeld dat er naast de bestaande 33 parkeerplaatsen ongeveer 60 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, in totaal derhalve 93. Om voldoende parkeergelegenheid te creëren, zal een tennisbaan worden omgezet naar parkeerplaatsen (tennisbaan 5). Er is op eigen terrein voldoende ruimte om de benodigde parkeercapaciteit te realiseren, aldus de plantoelichting.
9.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad alsnog bij de berekening van de parkeerbehoefte de toegenomen gebruiksmogelijkheden voor het grasveld (zie r.o. 12.3. van de tussenuitspraak) op juiste wijze betrokken. De raad heeft alsnog onderzocht of met de 19,4 extra benodigde parkeerplaatsen voor het grasveld in de totale parkeerbehoefte van het tennispark kan worden voorzien. De raad heeft aannemelijk gemaakt dat in die behoefte wordt voorzien en dat ook in de parkeerbehoefte voor het gehele plan kan worden voorzien. De raad heeft bovendien op dit punt de plantoelichting aangevuld. De Afdeling ziet in wat door [appellant sub 1] is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het aantal voorziene parkeerplaatsen ontoereikend is. Van onduidelijkheid op dit punt, is niet gebleken.
9.3. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad met het besluit van 27 juni 2024 het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek over parkeren heeft hersteld.
Het betoog slaagt niet.
Het verzoek van [appellant sub 1]
10. [appellant sub 1] heeft de Afdeling verzocht om de gemeente Meierijstad op te dragen om actief te controleren of initiatiefnemer zich aan de planregels houdt en om de woonomgeving actief te informeren zodra nieuwe omgevingsvergunningen worden aangevraagd, maar de Afdeling ziet geen aanleiding om dit verzoek in te willigen. Daarbij is van belang dat in deze procedure alleen de besluiten van 24 juni 2021 en van 27 juni 2024 tot (gewijzigde) vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" ter beoordeling voorliggen.
Conclusie
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] tegen het besluit van 27 juni 2024 ongegrond.
Proceskosten
12. De raad moet de proceskosten van [appellant sub 2A] vergoeden. De raad hoeft niet de proceskosten van [appellant sub 1] te vergoeden. De raad hoeft niet de proceskosten van [belanghebbende] te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Meierijstad van 24 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" gegrond;
II. vernietigt het besluit van 24 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel";
III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Meijerijstad van 27 juni 2024 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Meierijstad tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van hun beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.174,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij de betaling van genoemd bedrag aan één van hen, het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat de raad van de gemeente Meierijstad:
- aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt;
- aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij de betaling van genoemd bedrag aan één van hen, het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
680