ECLI:NL:RVS:2025:209

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
202205276/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hart van Soesterkwartier en de gevolgen voor de omgeving

Op 22 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Hart van Soesterkwartier" dat op 5 juli 2022 door de raad van de gemeente Amersfoort is vastgesteld. De werkgroep houdenzonderbouwen, bestaande uit zes families uit de omgeving, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De werkgroep betoogt dat het bestemmingsplan niet op zichzelf had mogen worden vastgesteld, maar in samenhang met andere ontwikkelingen in de omgeving, zoals de bouw van 5.000 nieuwe woningen in de ontwikkeling 'Langs Eem en Spoor'. De werkgroep stelt dat er een brede gebiedsvisie had moeten worden vastgesteld voor zowel het bestemmingsplan als deze ontwikkeling.

De Raad van State heeft de beroepsgronden van de werkgroep beoordeeld en geconcludeerd dat de raad de planbegrenzing heeft mogen vaststellen. De raad heeft voldoende gemotiveerd dat de ontwikkeling 'Langs Eem en Spoor' een andere omvang en doorlooptijd heeft en dat de ontwikkeling 'Noordewierweg verbindt' al binnen de bestaande verkeersbestemming kan worden gerealiseerd. De Afdeling oordeelt dat de raad de belangen goed heeft afgewogen en dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

Daarnaast heeft de werkgroep betoogd dat er geen behoefte is aan de beoogde kinderopvang en dat participatie en inspraak onvoldoende zijn geweest. De Raad van State heeft echter vastgesteld dat de raad de behoefte aan de kinderopvang en woningen voldoende heeft onderbouwd en dat het participatieproces aan de wettelijke eisen voldeed. De beroepsgronden van de werkgroep zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de rechtsgeldigheid van het bestemmingsplan en de motivering van de raad.

Uitspraak

202205276/1/R4.
Datum uitspraak: 22 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Werkgroep houdenzonderbouwen, gevestigd in Amersfoort,
appellant,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Hart van Soesterkwartier" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de werkgroep beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 november 2024, waar de werkgroep, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door S.E. Eigenhuis, L. Hom en T.C. van Rijn, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Lithos Bouw & Ontwikkeling BV, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], vergezeld van ir. J.H.F. Osendarp, [persoon A] en [persoon B], en Kindercentrum Bzzzonder, vertegenwoordigd door [partij], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 december 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Centraal in de wijk Soesterkwartier staat aan de Noordewierweg de Emmaüskerk, gebouwd in 1929. In de jaren ‘60 zijn aan weerszijden van de kerk bijgebouwen gerealiseerd. Het plan voorziet in nieuwbouw op de locatie van de bestaande bijgebouwen. In de nieuwbouw worden een ontmoetingsruimte en een kinderopvang op de begane grond gerealiseerd en maximaal achttien appartementen op de verdiepingen.
3.       De werkgroep wordt gevormd door zes families die in de omgeving van het plangebied wonen.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De beroepsgronden
Samenhang tussen ontwikkelingen
5.       De werkgroep betoogt dat het plan niet op zichzelf had mogen worden vastgesteld, maar had moeten worden bezien in samenhang met andere ontwikkelingen in de omgeving. In de eerste plaats wijst de werkgroep op de ontwikkeling ‘Langs Eem en Spoor’. Deze ontwikkeling omvat onder meer de bouw van 5.000 nieuwe woningen rondom de wijk Soesterkwartier. Voor zowel het plan als deze ontwikkeling had een brede gebiedsvisie moeten worden vastgesteld.
In de tweede plaats wijst de werkgroep op de ontwikkeling ‘Noordewierweg verbindt’, die de herinrichting van de Noordewierweg ten zuiden van het plangebied betreft. Volgens de werkgroep staat het plan haaks op deze ontwikkeling, omdat het plan functies mogelijk maakt die verkeer genereren. Ook heeft de raad een motie aangenomen om tien extra parkeerplaatsen in de omgeving van het plangebied aan te leggen, maar strookt dat niet met de herinrichting van de Noordewierweg. Ook de buitenruimte van het kinderdagverblijf is niet terug te vinden bij de herinrichting van de Noordewierweg.
5.1.    De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op wat de werkgroep heeft aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing een goede ruimtelijke ordening dient. De raad heeft deugdelijk gemotiveerd dat de ontwikkeling ‘Langs Eem en Spoor’ een ontwikkeling met een andere omvang, andere doorlooptijden en een andere ruimtelijke afweging betreft. De raad was daarom ook niet gehouden om voor beide ontwikkelingen een brede gebiedsvisie vast te stellen. Over de ontwikkeling "Noordewierweg verbindt" heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat dit een feitelijke ontwikkeling is die al binnen de aan de Noordewierweg toegekende verkeersbestemming kan worden gerealiseerd. Voor die ontwikkeling behoeft daarom geen nieuw plan te worden vastgesteld. Deze ontwikkeling houdt in dat de openbare ruimte anders zal worden ingericht zodat er meer ruimte is voor vergroening en een verbetering van de verkeerssituatie. Met een inrichtingstekening heeft de raad inzichtelijk gemaakt dat het plan en de herinrichting naast elkaar kunnen worden gerealiseerd.
Het betoog slaagt niet.
Behoefte
6.       De werkgroep betoogt dat er geen behoefte is aan de beoogde kinderopvang. In de beschrijving ontbreekt dat bij de kinderopvang aan de Amsterdamseweg, het Plein der Mogelijkheden, al kinderen met een zorgvraag kunnen worden opgevangen. De beoogde kinderopvang afficheert zich specifiek als inclusieve kinderopvang, dus juist voor kinderen met een zorgvraag. Daarnaast voert de werkgroep aan dat uit de Stadsgebiedsscan van 18 november 2015 volgt dat er geen behoefte is aan een kinderopvang en dat ook de leeftijdsopbouw in de wijk erop wijst dat de behoefte aan een kinderopvang ontbreekt. Verder zullen de inwoners van de nieuw te realiseren ontwikkeling ‘Langs Eem en Spoor’ naar verwachting geen gebruik gaan maken van de kinderopvang. Over de woningen betoogt de werkgroep dat er meer behoefte bestaat aan grondgebonden woningen.
6.1.    Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Gemengd" aangewezen voor:
a. op de begane grondlaag:
1. sociale, culturele, maatschappelijke functies en voorzieningen;
2. ter plaatste van de aanduiding 'religie' is religie toegestaan;
3. ter plaatse van de aanduiding 'kinderopvang' is kinderopvang toegestaan, met dien verstande dat het aantal kinderen dat gelijktijdig mag worden opgevangen niet meer dan 60 bedraagt;
4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m 3' is horeca-3 toegestaan;
5. op de verdieping(en): maximaal 18 woningen, waarvan minimaal 35% sociale huurwoningen en minimaal 20% middenhuur;
6. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals (gemeenschappelijke) tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;
7. met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag."
Artikel 1.36 (horeca van categorie 3): horeca als nevenfunctie in andere instellingen of hoofdfuncties (sportkantine, hotel, buurthuis, pension en dergelijke);
Artikel 1.41 (kinderopvang): bedrijfsmatige dagopvang en/of buitenschoolse opvang voor kinderen in speciaal daarvoor ingestelde verblijven.
Artikel 1.42 (maatschappelijke voorzieningen): educatie, dagopvangvoorzieningen, sociaal medische voorzieningen, sociaal culturele voorzieningen, overheidsvoorzieningen-wijkgerichte maatschappelijke functies en religie.
6.2.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
6.3.    In het door Kubiek Ruimtelijke Plannen opgestelde rapport "Noordewierweg 131 Amersfoort Ladder duurzame verstedelijking" van 26 maart 2021 (bijlage 8 bij de plantoelichting; hierna: het ladderonderzoek) is de behoefte aan de kinderopvang en de woningen beschreven aan de hand van de vraag en de locatie. Dit ladderonderzoek is actueler dan de stadsgebiedsscan en specifiek gericht op de vraag of er behoefte is aan deze nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor de kinderopvang is in het ladderonderzoek beschreven dat er in de wijk vanwege het aandeel jonge starters een groeiende vraag is naar kinderopvang. De bestaande kinderopvanglocaties in de wijk zijn in kaart gebracht in de bijlage bij het ladderonderzoek en per bestaande locatie is uitgewerkt of die locatie vergelijkbaar is met de te realiseren locatie. De conclusie is dat het huidige aanbod aan kinderopvang beperkt is. Weliswaar staat de door de werkgroep genoemde kinderopvang niet in de bijlage bij het ladderonderzoek, maar op de zitting is toegelicht dat de beoogde kinderopvang niet specifiek en exclusief is gericht op kinderen met een zorgvraag, maar een inclusieve kinderdagopvang is waarop alle kinderen uit de wijk Soesterkwartier welkom zijn. Ook het plan maakt een kinderdagopvang in bredere zin mogelijk. Verder heeft de raad beschreven dat de kans op leegstand ook laag is, omdat het plan ook sociale, culturele en maatschappelijke functies toelaat. De behoefte aan de woningen is in het ladderonderzoek beschreven onder verwijzing naar de Structuurvisie Amersfoort 2030 en het deltaplan Visie en Aanpak Woonopgave Amersfoort. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met het ladderonderzoek toereikend beschreven dat er behoefte is aan deze nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieven en participatie
7.       De werkgroep betoogt dat participatie en inspraak onvoldoende zijn geweest. In het participatieproces ontbreekt een onderzoek naar alternatieven. Het door omwonenden aangedragen alternatief met tien rijwoningen is niet overgenomen.
7.1.    De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Andere vormen van participatie maken geen deel uit van deze voorbereidingsprocedure. Niettemin is wel gelegenheid tot participatie geboden, zoals volgt uit paragraaf 5.2.1 van de plantoelichting en paragraaf 2.3 van de Zienswijzennota. Daarin is beschreven wat er met de participatie, waaronder het aangedragen alternatief, is gedaan. In de Zienswijzennota staat dat het alternatief niet is overgenomen, omdat het niet aansluit op het uitgangspunt van de raad om ruimte te bieden voor maatschappelijke activiteiten en betaalbare woningen. De voor- en nadelen van het aangedragen alternatief heeft de raad dus in zijn afweging betrokken. De raad heeft deugdelijk gemotiveerd waarom hij het aangedragen alternatief niet heeft overgenomen.
Het betoog slaagt niet.
Geluidsoverlast
8.       De werkgroep voert aan dat de kinderdagopvang zal leiden tot geluidsoverlast. Het gaat daarbij om haal- en brengverkeer en het stemgeluid van kinderen. Hiervoor is geen oplossing bedacht.
8.1.    Aan het bestemmingsplan ligt ten grondslag het door SPA WNP ingenieurs opgestelde onderzoek "Hart van Soesterkwartier in Amersfoort. Akoestisch onderzoek Ruimtelijke Ordening" van 17 augustus 2021 (bijlage 1 van de plantoelichting), waarin onder meer de akoestische gevolgen van dichtslaande portieren en schreeuwende kinderen zijn onderzocht. De gehanteerde richtwaarden zijn gebaseerd op het toetsingskader uit bijlage 5.3 van de brochure "bedrijven en milieuzonering" van de VNG. De conclusie luidt dat voor de bestaande woningen wordt voldaan aan de gehanteerde richtwaarden, behalve het maximale geluidniveau in de dagperiode vanwege spelende kinderen. Dat is bij één rekenpunt 1 dB(A) hoger dan de richtwaarde van 70 dB(A).
8.2.    De inhoud en uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek zijn niet in geschil tussen partijen. De uitkomst van het onderzoek is dat aan de in de VNG-brochure genoemde richtwaarden wordt voldaan met uitzondering van het maximale geluidniveau in de dagperiode, met een overschrijding van 1 dB(A) op één rekenpunt. Het gehanteerde toetsingskader laat dit toe, mits deze afwijking wordt gemotiveerd. Omdat het slechts gaat om 1 dB(A) op één rekenpunt en omdat in een stedelijke omgeving in de dagperiode geluid van allerlei andere bronnen te verwachten is, acht de raad deze overschrijding van de richtwaarde aanvaardbaar. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad daarmee deugdelijk gemotiveerd dat in de gegeven omstandigheden sprake is van een aanvaarbare geluidbelasting.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
9.       De werkgroep betoogt dat in de omgeving van het plangebied onvoldoende ruimte is om het benodigde aantal parkeerplaatsen te realiseren. Van de beoogde parkeerplaatsen zijn er een aantal al aangelegd, zodat deze niet aan de ontwikkeling toegerekend mogen worden. Een aantal andere beoogde parkeerplaatsen kan niet gerealiseerd worden. Het belangrijkste bezwaar is dat de Lekstraat een doodlopende weg wordt door de aanleg van vier dwarsparkeerplaatsen.
9.1.    Artikel 7.3 (Parkeren) van de planregels luidt:
"Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:
a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggend plan;
d. indien de Nota Parkeernormen als genoemd onder c. tijdens de planperiode wordt gewijzigd, geldt die betreffende wijziging bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning."
9.2.    Omdat de raad het uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk vindt dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien, zullen de parkeerplaatsen in dit geval rondom het gebouw worden aangelegd. In bijlage 11 bij de plantoelichting is berekend dat er 39 parkeerplaatsen nodig zijn. Daarbij is niet alleen rekening gehouden met de berekende parkeereis van 33/34 parkeerplaatsen, maar is ook een reductie voor de inzet van een deelauto en een reductie wegens dubbelgebruik toegepast. Het op grond daarvan berekende aantal van 23 parkeerplaatsen is vermeerderd met de vervallen 9 parkeerplaatsen voor de kerk en de 7 parkeerplaatsen in de Waalstraat. Op de zitting heeft de raad een afbeelding overgelegd met een definitieve ligging van de te realiseren parkeerplaatsen. Aan de hand van deze afbeelding is inzichtelijk gemaakt dat het voor de aanleg van deze parkeerplaatsen niet nodig is dat van de Lekstraat een doodlopende weg wordt gemaakt. In artikel 7.3 van de planregels is gewaarborgd dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend nadat is verzekerd dat er in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien. Deze moeten vervolgens in stand worden gehouden. Wat de werkgroep heeft aangevoerd geeft de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat er ten behoeve van deze ontwikkeling niet in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
10.     De werkgroep betoogt dat een verkeersonderzoek ontbreekt, zodat de toekomstige verkeersstromen en de gevolgen voor de verkeersveiligheid niet inzichtelijk zijn. De werkgroep wijst op de aanwezigheid van een supermarkt, een school en de doorgaande Noordewierweg in de directe omgeving van het plangebied. Ook wijst de werkgroep erop dat het om een jaren ’30 wijk gaat met krappe en onoverzichtelijke wegen.
10.1.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat na realisatie van het plan sprake zal zijn van een aanvaardbare verkeerssituatie rondom het plangebied. De raad heeft daarvoor gemotiveerd dat het extra verkeer alleen wordt veroorzaakt door de woningen en de kinderopvang. Deze extra verkeersgeneratie is berekend op 199 mvt/etm. De omliggende straten zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg met een capaciteit van 4.000 tot 6.000 mvt/etm. Het gemeentelijke verkeersmodel laat zien dat het verkeer op deze wegen in de huidige situatie hoogstens 613 mvt/etm is. De verwachte intensiteit na realisatie van het plan blijft dus ruim onder de capaciteit. Ook vanwege de aanwezigheid van verkeersdrempels in de omgeving van het plangebied, zal de verkeersveiligheid daardoor verder niet verslechteren.
Het betoog slaagt niet.
Ruimtelijke kwaliteit
11.     De werkgroep betoogt dat de kerk met bijgebouwen als beeldbepalend gebouw is aangemerkt en dit plan leidt tot een aantasting van dat beeldbepalende karakter. De kerk wordt aan drie zijden minder zichtbaar door de bouwhoogte. Bij de voorbereiding van het plan is de architect van de kerk niet geraadpleegd en dus is die advisering niet zorgvuldig geweest.
11.1.  De Afdeling stelt vast dat de raad het beeldbepalende karakter van de kerk in zijn afweging heeft betrokken. Daarover heeft de raad toegelicht  dat de kerk een onderscheidend gebouw is door positionering, omvang en uitstraling. De nieuwe bouwmogelijkheden sluiten daarbij aan. De nieuwe bouwmassa wordt terugliggend gesitueerd ten opzichte van de voor- en achtergevel van de kerk, zodat het karakteristieke deel van de kerk behouden blijft. Bij de voorbereiding van het plan is onder meer geadviseerd door de afdeling monumentenzorg en de commissie ruimtelijke kwaliteit. In zoverre heeft de raad deugdelijk gemotiveerd op welke wijze hij rekening heeft gehouden met het beeldbepalende karakter van de kerk. Uit een oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding was het daarbij niet nodig om advies in te winnen bij het bureau of een nabestaande van de architect van de kerk.
Het betoog slaagt niet.
Overige beroepsgronden
12.     Op de zitting heeft de werkgroep bevestigd dat met een bespreking van de bovenstaande beroepsgronden haar beroep volledig is besproken. Haar overige beroepsgronden zijn in zoverre ingetrokken.
Conclusie
13.     Het beroep is ongegrond.
14.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025
745