ECLI:NL:RVS:2025:2091

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
202306432/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van een inzamellocatie voor afvalcontainers door het dagelijks bestuur van Avri in Kerk-Avezaath

Op 7 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over de aanwijzing van een inzamellocatie voor incontinentiemateriaal, luiers, glas en textiel door het dagelijks bestuur van Avri. Het dagelijks bestuur had op 24 augustus 2023 de locatie Daver nabij nummer 46 in Kerk-Avezaath aangewezen voor de plaatsing van drie containers. De stichting Verenigingsgebouw in de Avezathen en een appellant, wonend in de nabijheid, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor verkeersonveilige situaties, hygiëneproblemen, geurhinder en een aantasting van het aanzicht van het dorpshuis. De Afdeling heeft de zaak op 18 februari 2025 behandeld en geconcludeerd dat het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten. De Afdeling oordeelde dat de bezwaren van de stichting en de appellant niet voldoende waren om de aanwijzing van de locatie te weerleggen. De Afdeling heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur de belangen van de betrokkenen zorgvuldig heeft afgewogen en dat de gekozen locatie niet onaanvaardbare gevolgen met zich meebrengt. De beroepen zijn ongegrond verklaard en het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202306432/1/R1.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       Stichting Verenigingsgebouw in de Avezathen (hierna: stichting), gevestigd in Kerk-Avezaath, gemeente Buren,
2.       [appellant sub 2], wonend in Kerk-Avezaath, gemeente Buren,
appellanten,
en
het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2023 (hierna: het aanwijzingsbesluit) heeft het dagelijks bestuur de locatie Daver, nabij nummer 46 in Kerk-Avezaath (hierna: de aangewezen locatie) aangewezen als inzamellocatie voor incontinentiemateriaal en luiers en voor glas en textiel.
Tegen dit besluit hebben de stichting en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft verweerschriften ingediend.
De stichting en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 februari 2025, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellant sub 2], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.H.W. Stigter, advocaat in Zoetermeer, en M.J. Jansen zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het dagelijks bestuur wil op de aangewezen locatie drie containers plaatsen. Het gaat om één semi-ondergrondse container voor de inzameling van incontinentiemateriaal en luiers (hierna: INCO-container), en twee ondergrondse containers voor glas en textiel.
De stichting is eigenaar van Dorpshuis De Avezathen aan de Daver 46 (hierna: het dorpshuis). Het dorpshuis staat in de directe nabijheid van de aangewezen locatie. De stichting vreest voor een verkeersonveilige situatie, nadelige gevolgen voor de hygiëne, geurhinder en een aantasting van het aanzicht van het dorpshuis. Volgens de stichting zijn er alternatieve locaties die geschikter zijn dan de aangewezen locatie.
[appellant sub 2] woont op ongeveer 500 m van de aangewezen locatie. De locatie is ook bedoeld voor de inzameling van zijn afval. [appellant sub 2] is het niet eens met de plaatsing van de containers op de aangewezen locatie. Hij vindt dat er geschiktere alternatieve locaties zijn.
Beoordelingskader
2.       In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor afvalcontainers. De keuze van het dagelijks bestuur om voor de inzameling van afval gebruik te maken van afvalcontainers, ligt niet ter beoordeling voor.
3.       Bij de keuze van een locatie voor een afvalcontainer moet het dagelijks bestuur een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de afvalcontainer.
4.       Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het dagelijks bestuur de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een container, toeneming van verkeer van en naar een container en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van een afvalcontainer. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van de afvalcontainers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom alleen beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het dagelijks bestuur in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
5.       Het dagelijks bestuur heeft bij het aanwijzen van de inzamellocatie de criteria zoals neergelegd in de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" (hierna: de richtlijnen) gehanteerd.
Participatie en behandeling zienswijzen
6.       De stichting betoogt dat de procedure onzorgvuldig is verlopen, omdat er, anders dan in de "Nota van beantwoording zienswijzen INCO-containers en glascontainers gemeente Buren" (hierna: de nota) wordt verondersteld, geen overleg met haar heeft plaatsgevonden over de plaatsing van de containers op de aangewezen locatie.
[appellant sub 2] betoogt dat in het aanwijzingsbesluit niet, of niet juist op de in zijn zienswijze genoemde onjuistheden is ingegaan.
6.1.    Het aanwijzingsbesluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Niet gebleken is dat het dagelijks bestuur niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in die afdeling. Er is een ontwerp van het besluit op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt en ter inzage gelegd, en aan belanghebbenden is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. De stichting en [appellant sub 2] hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt en het dagelijks bestuur is gemotiveerd op deze zienswijzen ingegaan. Het voorafgaand aan de ontwerpfase voeren van overleg maakt geen deel uit van de procedure van afdeling 3.4 van de Awb. Dat de stichting meer bij de keuze voor een locatie betrokken hadden willen zijn, is begrijpelijk, maar laat onverlet dat niet is gebleken dat het dagelijks bestuur niet heeft voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van de besluitvorming overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb heeft gesteld.
Dat het dagelijks bestuur niet expliciet op elk afzonderlijk argument van de zienswijze van [appellant sub 2] is ingegaan, is geen aanleiding voor het oordeel dat het aanwijzingsbesluit onvoldoende is gemotiveerd. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat het dagelijks bestuur de in de zienswijze genoemde argumenten samengevat weergeeft en van een korte reactie voorziet. Uit de reactie van het dagelijks bestuur kan worden afgeleid waarom het in de zienswijze van [appellant sub 2] geen aanleiding heeft gezien om de locatie niet aan te wijzen. Het dagelijks bestuur is in de nota ingegaan op de door [appellant sub 2] aangehaalde verschrijving wat betreft de papiercontainer aan de Cellendonklaan.
De betogen slagen niet.
Verkeersveiligheid
7.       De stichting en [appellant sub 2] betogen dat het dagelijks bestuur de locatie niet heeft mogen aanwijzen, omdat een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. De stichting voert hiertoe aan dat de rijroute van het inzamelvoertuig, zoals eerder toegelicht door het dagelijks bestuur, is gewijzigd. Volgens de stichting rijdt de chauffeur via de rotonde het dorp in, om vervolgens de rijbaan over te steken en in tegengestelde richting op de openbare weg stil te staan om de containers te legen. Na het legen rijdt de chauffeur het dorp in om te keren. Ook staat het inzamelvoertuig tijdens het legen stil op de openbare weg, waardoor het overige verkeer wordt gehinderd, aldus de stichting. [appellant sub 2] wijst erop dat door het verlagen van de stoep voetgangers over de weg, en om het inzamelvoertuig heen moeten lopen.
7.1.    De Afdeling ziet in wat de stichting en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat een zodanig onveilige verkeerssituatie zal ontstaan door de plaatsing van de containers op de aangewezen locatie, dat het dagelijks bestuur de locatie daarom niet heeft mogen aanwijzen. Daarbij heeft het dagelijks bestuur mogen betrekken dat op de Daver een snelheidslimiet van 30 km/u geldt, wat volgens het dagelijks bestuur een veilige snelheid is voor wegen met gemotoriseerd verkeer en de overige verkeersdeelnemers, zoals fietsers en voetgangers. Het dagelijks bestuur heeft verder toegelicht dat het van belang acht dat slechts één tot maximaal drie keer per week een ophaalwagen gedurende enkele minuten op de weg zal stilstaan. Het dagelijks bestuur heeft daarbij op de zitting toegelicht dat vanwege de veiligheid, en vanuit praktisch oogpunt, het noodzakelijk is om de containers te legen vanaf de openbare weg in tegengestelde rijrichting. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de aangepaste werkwijze veilig, en in overeenstemming met de richtlijnen is. De rotonde is daarnaast overzichtelijk en bevat geen blokkades voor het zicht van verkeer afkomstig van beiden richtingen. Verder heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de chauffeurs hun route zo indelen dat keren niet nodig is, en alleen in incidentele gevallen zal voorkomen. Omdat de doorgaande weg enige tijd afgesloten is geweest in verband met bouwwerkzaamheden, moesten de chauffeurs tijdelijk keren bij de kruising richting het dorp, aldus het dagelijks bestuur. Ook in wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over het verlagen van de stoep ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de locatie niet heeft mogen aanwijzen, omdat het slechts een klein stuk stoep aan het einde van de bebouwde kom betreft, dat overgaat in het fietspad.
De betogen slagen niet.
Geurhinder en hygiëne
8.       De stichting en [appellant sub 2] betogen dat het dagelijks bestuur de locatie niet heeft mogen aanwijzen vanwege het buitenterras van het dorpshuis. De stichting en [appellant sub 2] vrezen dat de containers zullen leiden tot geurhinder op het terras. De stichting wijst erop dat het terras volwaardig onderdeel van het dorpshuis is, en in het voorjaar en in de zomer regelmatig is geopend. Ook vrezen de stichting en [appellant sub 2] voor hinder op het terras door het bijplaatsen van afval met zwerfvuil. De stichting betoogt verder dat de locatie niet geschikt is vanwege de voedselmarkt die twee keer per week op de parkeerplaats van het dorpshuis plaatsvindt. De stichting vreest voor negatieve gevolgen voor de hygiëne van de marktkramen.
8.1.    In wat is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie niet geschikt mocht achten vanwege het buitenterras van het dorpshuis. Zoals hiervoor onder 4 is overwogen, hoeft geurhinder onder normale omstandigheden niet aan de aanwijzing van een locatie in de weg te staan. Het dagelijks bestuur heeft bij de plaatsing van de containers mogen betrekken dat het dorpshuis op minstens 12 m afstand van de containers ligt en dat er struiken tussen het buitenterras en de containers staan. Ook heeft het dagelijks bestuur van belang mogen achten dat de horecafunctie van het terras ondergeschikt is aan de maatschappelijke functie van het dorpshuis. Over het tegengaan van bijplaatsen van afval heeft de Afdeling eerder overwogen dat dit een kwestie van handhaving is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2724. Het dagelijks bestuur mocht zich ook op het standpunt stellen dat de containers niet zullen leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor de hygiëne op de markt, omdat de marktkramen mobiele en tijdelijke installaties zijn.
De betogen slagen niet.
Aanzicht van het dorpshuis
9.       De stichting betoogt dat het dagelijks bestuur de locatie niet heeft mogen aanwijzen, omdat het groene aanzicht van het dorpshuis en de omgeving zullen verslechteren. De stichting wijst op afspraken die zijn gemaakt over een struikenhaag langs het dorpshuis. Volgens de stichting wordt deze haag doorbroken door de plaatsing van de containers en zullen de containers boven de haag uitsteken.
9.1.    Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat de containers in een groenstrook worden geplaatst, wat het aanzicht van de containers ten goede komt. Het dagelijks bestuur heeft verder toegelicht dat door de gemeente Buren de toezegging is gedaan om struiken te plaatsen om het zicht vanaf het terras van het dorpshuis op de containers te beperken. De Afdeling is van oordeel dat de omstandigheid dat er vanaf het terras enig zicht zal zijn op de aangewezen locatie, niet betekent dat het dagelijks bestuur de locatie om die reden niet geschikt heeft mogen achten.
Het betoog slaagt niet.
Kabels en leidingen
10.     De stichting betoogt dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie niet geschikt heeft mogen achten in verband met de aanwezige rioolleiding nabij Daver 46. Volgens de stichting heeft het dagelijks bestuur ten onrechte gesteld dat er geen leidingen zijn op de aangewezen locatie.
10.1.  Het dagelijks bestuur heeft op de zitting, en onder verwijzing naar het memo van 8 juni 2023 van Anteagroup, toegelicht dat er een klic-melding is gedaan en dat daaruit is gebleken dat er geen kabels en leidingen in de ondergrond aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor de plaatsing van de containers. Dit betekent volgens het dagelijks bestuur dat er geen leidingen op het beoogde graafpunt liggen, waarmee wordt voldaan aan de richtlijnen. Het dagelijks bestuur heeft op de zitting verder toegelicht dat naast het graafpunt een straatkolk aanwezig was, die vervangen moest worden voor een straatgoot in verband met het verlagen van het trottoir. Er was volgens het dagelijks bestuur dus geen situatie aan de orde waarin leidingen moesten worden verplaatst. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de locatie niet heeft mogen aanwijzen in verband met de aanwezigheid van een rioolleiding.
Het betoog slaagt niet.
Erfgrens
11.     De stichting betoogt tevergeefs dat het dagelijks bestuur de locatie niet mocht aanwijzen voordat het een nieuwe meting door het Kadaster heeft laten uitvoeren om de erfgrens vast te stellen. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het mocht afgaan op de juistheid van de gegevens uit het Kadaster zoals die op dat moment daarin waren opgenomen. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat op de aangewezen locatie onvoldoende ruimte is voor het plaatsen van de containers.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over de geschiktheid van de locatie
12.     Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van een zodanige aantasting van de belangen van de stichting dat het dagelijks bestuur om die reden had moeten afzien van de aanwijzing van de locatie. Concluderend is de Afdeling van oordeel dat wat de stichting en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie niet geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de containers.
Alternatieve locaties
13.     De stichting en [appellant sub 2] betogen dat het dagelijks bestuur de locatie niet mocht aanwijzen omdat er geschiktere alternatieve locaties zijn. Volgens de stichting en [appellant sub 2] zijn de locaties aan de Korte Dorpsstraat, nabij nummer 1, en aan het einde van de Woerd geschikter voor het plaatsen van de containers. De stichting heeft verder de Achterstraat en de locatie aan de Cellendonklaan, nabij nummer 32 als geschiktere alternatieve locatie genoemd. Het dagelijks bestuur heeft volgens de stichting niet onderbouwd waarom verplaatsing van de containers voor glas en textiel van die locatie nodig is. Volgens de stichting is er voldoende ruimte om de containers ondergronds te plaatsen en is de verkeersveiligheid in verband met de tegenovergelegen basisschool door gemaakte afspraken geen reden meer om de containers te verplaatsen.
13.1.  Onder 12 heeft de Afdeling geoordeeld dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de containers. De Afdeling zal beoordelen of het dagelijks bestuur toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het dagelijks bestuur niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
13.2.  Het dagelijks bestuur heeft over de Korte Dorpsstraat, nabij nummer 1, toegelicht dat deze locatie niet de voorkeur heeft omdat de straat doodlopend is, waardoor gebruikers die met de auto komen zullen keren en het inzamelvoertuig achteruit moet rijden. Hierdoor zal het aantal verkeersbewegingen in de straat toenemen terwijl de ruimte in de straat beperkt is. Ook de Achterstraat is een doodlopende straat, zodat daar sprake zal zijn van dubbele verkeersbewegingen en het inzamelvoertuig moet keren. Over de locatie aan het einde van de Woerd heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat deze locatie op een te grote afstand van de dorpskern ligt, waardoor het niet waarschijnlijk is dat gebruikers hier hun afval naartoe zullen brengen. De locatie aan de Cellendonklaan, nabij nummer 32, heeft het dagelijks bestuur niet geschikt geacht vanwege een gasleiding en een elektrakabel, waardoor ondergronds onvoldoende ruimte bestaat. In 2019 is op die locatie een ondergrondse restafvalcontainer geplaatst, die de beschikbare ruimte heeft ingenomen. Op de zitting heeft het dagelijks bestuur verder toegelicht dat de Cellendonklaan een fietsroute voor schoolgaande kinderen is, waardoor bij de chauffeurs van het inzamelvoertuig, ook na de gemaakte afspraken, bezorgdheid bestaat over de verkeerveiligheid.
De Afdeling stelt vast dat het dagelijks bestuur de voor- en nadelen van de aangewezen en de alternatieve locaties heeft bezien, tegen elkaar heeft afgewogen en voor de aangewezen locatie heeft gekozen. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur, in aanmerking genomen de beleidsruimte die het hierbij heeft, deze keuze zo heeft mogen maken. In het door de stichting en [appellant sub 2] aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de aangedragen alternatieve locaties zodanig geschikter zijn voor plaatsing van containers dat het dagelijks bestuur die locaties had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.
De betogen slagen niet.
Conclusie
14.     De beroepen zijn ongegrond.
15.     Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Duits, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Duits
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
672-1093