ECLI:NL:RVS:2025:2093

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
202404852/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 juli 2024 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 30 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de afwijzing deugdelijk had gemotiveerd. De appellant, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Woudwijk, ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 11 maart 2025 werd de zaak behandeld, waarbij ook de minister van Asiel en Migratie vertegenwoordigd was door mr. P.P. Zweedijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de minister bij de beoordeling van het risico op represailles van mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria een risicoanalyse moest maken, zoals beschreven in de Country Guidance van Nigeria van 2021. De minister had de afwijzing enkel gemotiveerd met het standpunt dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zij bedreigd was na haar ontsnapping. Dit voldeed niet aan de vereisten voor een risicoanalyse. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de afwijzing van de verblijfsvergunning werd vernietigd. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.

Uitspraak

202404852/1/V3.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 5 juli 2024 in zaak nr. NL23.30129 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Woudwijk, advocaat in Den Haag, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 11 maart 2025, waar appellant, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de minister, vertegenwoordigd door mr. P.P. Zweedijk, zijn verschenen. Verder is I. Onwuegbuchu als tolk verschenen. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met zaak nr. 202204904/1/V3.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:1996, oordeelt de Afdeling dat de minister bij de beoordeling of slachtoffers van mensenhandel bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico lopen op ernstige schade door represailles van mensenhandelaren, een risicoanalyse moet maken als bedoeld in de Country Guidance van Nigeria van 2021 van het European Asylum Support Office, nu het European Union Agency for Asylum.
2.       De minister heeft geloofwaardig geacht dat appellant, voordat zij in Nederland asiel aanvroeg, het slachtoffer is geworden van een Nigeriaanse mensenhandelaar. Zij vreest bij terugkeer naar Nigeria voor represailles van deze mensenhandelaar. Wat betreft het reëel risico op ernstige schade door represailles, heeft de minister het besluit van 30 augustus 2023 uitsluitend gemotiveerd met het standpunt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na haar ontsnapping door de mensenhandelaar is bedreigd. Deze motivering volstaat niet als risicoanalyse als bedoeld in de Country Guidance. Zie de genoemde uitspraak van vandaag, onder 4.3.1. Alleen al daarom komt appellant in grief 2 terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat de minister in het besluit van 30 augustus 2023 deugdelijk heeft gemotiveerd dat appellant bij terugkeer naar Nigeria geen reëel risico loopt op ernstige schade door represailles van mensenhandelaren.
2.1.    De grief slaagt.
3.       Wat appellant in grief 1 aanvoert, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
4.       Grief 3 heeft geen zelfstandige betekenis. Omdat grief 2 slaagt, slaagt deze grief ook.
5.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep is gegrond en het besluit van 30 augustus 2023 wordt vernietigd. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 5 juli 2024 in zaak nr. NL23.30129;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 30 augustus 2023, V-[...];
V.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. M.J.M. Ristra-Peeters, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Van Breda
voorzitter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
347-1020