ECLI:NL:RVS:2025:2103
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag
Op 7 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder op 18 november 2022 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens was bepaald dat de uitzetting van de appellant krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) achterwege blijft. De rechtbank Den Haag had op 7 januari 2025 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht aan de minister om een nieuw besluit te nemen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep ongegrond is. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.