ECLI:NL:RVS:2025:2144
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- W. den Ouden
- M. Schuurman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Overijssel inzake rijvaardigheid en geschiktheid na rijden onder invloed van drugs
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 september 2024. De rechtbank had eerder geoordeeld over de maatregelen die het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had opgelegd aan de appellant, die verdacht werd van rijden onder invloed van drugs. De politie had een mededeling gedaan aan het CBR, waarin werd aangegeven dat de appellant na aanhouding kenmerken van drugsgebruik vertoonde, zoals bloeddoorlopen ogen en bewegingsdrang. Tevens gaf een speekseltest een indicatie van het gebruik van methamfetamine, amfetamine en cannabis. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het CBR terecht de Educatieve Maatregel Drugs in het verkeer heeft opgelegd. De verklaring van de appellant dat hij pas bij de aanhouding drugs heeft ingenomen, wordt als inconsistent beschouwd en niet voldoende om van de maatregel af te zien. De Afdeling stelt vast dat de politie op ambtsbelofte heeft gehandeld en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid van de processen-verbaal. De uitspraak benadrukt dat het innemen van drugs bij de aanhouding het onderzoek naar rijden onder invloed bemoeilijkt en dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de appellant ligt. Tot slot wordt bepaald dat het CBR geen proceskosten hoeft te vergoeden.