ECLI:NL:RVS:2025:2145

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
202406129/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam inzake hennepkwekerij in huurwoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2024. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] verantwoordelijk was voor de aangetroffen hennepkwekerij in de woning die hij huurde. Tijdens de mondelinge uitspraak op 7 mei 2025 bevestigde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State deze uitspraak. Niet in geschil is dat er een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning, dat [appellant] daar stond ingeschreven en dat het energiecontract op zijn naam stond. Er was geen bewijs voor zijn stelling dat hij de woning onderverhuurde. De Afdeling oordeelde dat [appellant] beschikte over de overtreding en deze ook aanvaardde, aangezien hij geen redelijke zorg heeft betracht om de gedraging te voorkomen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat hij de overtreder was en dat de opgelegde boete terecht was. Er was geen aanleiding om de hoogte van de boete te matigen, omdat [appellant] zijn financiële situatie niet inzichtelijk had gemaakt. De Afdeling concludeerde dat de eerdere uitspraak waarin tot matiging van de boete werd overgegaan, niet van toepassing was op deze situatie. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202406129/1/A2.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2024 in zaak nr. 23/7295 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Openbare zitting gehouden op 7 mei 2025 om 14:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer;
Griffier: mr. M. Schuurman.
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, advocaat te Rotterdam;
het college, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman.
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 26 augustus 2024 van de rechtbank Rotterdam.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
•        Niet in geschil is dat er een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning die [appellant] huurde, dat hij daar stond ingeschreven en dat het energiecontract van de woning op zijn naam stond. Er is geen bewijs voor zijn stelling dat hij de woning onderverhuurde.
•        Daarmee kon [appellant] beschikken over de overtreding en hij heeft deze ook aanvaard. Er is namelijk niet gebleken dat [appellant] enige zorg heeft betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarmee is voldaan aan de criteria voor het functioneel daderschap.
•        De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] de overtreder is en dat de boete terecht is opgelegd.
•        Er was geen aanleiding om de hoogte van de boete te matigen vanwege nadelige gevolgen voor [appellant]. Hij heeft enkel screenshots van bancaire betalingen ingediend en hij heeft in hoger beroep zijn financiële situatie (opnieuw) niet inzichtelijk gemaakt.
•        De ter zitting aangehaalde uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2021:1725) waarin tot matiging van de boete is overgegaan ziet duidelijk op een andere situatie.
•        Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
1100