ECLI:NL:RVS:2025:2161

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
202502001/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 11 februari 2025. De rechtbank had het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 22 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 11 maart 2025 eindigde, maar het verzetschrift van de appellant werd pas op 25 maart 2025 ingediend. Dit betekende dat het hoger beroep te laat was ingediend. De rechtbank had het verzetschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht ter behandeling als hogerberoepschrift doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling oordeelde dat de appellant geen redenen had aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.

Uitspraak

202502001/1/V2.
Datum uitspraak: 14 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 11 februari 2025 in zaak nr. NL24.18865 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij uitspraak van 11 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het van appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, advocaat in Oss, ontvangen verzetschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als hogerberoepschrift doorgezonden aan de Afdeling.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 11 maart 2025. Appellant heeft het verzetschrift op 25 maart 2025 ingediend. Het verzetschrift, dat de rechtbank met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als hogerberoepschrift heeft doorgezonden aan de Afdeling, is dus na de termijn voor het instellen van hoger beroep binnengekomen. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025
987