ECLI:NL:RVS:2025:2180

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
202205739/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor het plaatsen van parasols door Albatros 2.0 B.V. in Tilburg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Albatros 2.0 B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Albatros had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van vier parasols op een drijvend terras, wat door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg was verleend. Omwonenden maakten bezwaar tegen deze vergunning, omdat zij meenden dat hun uitzicht op de Piushaven en de boot de Albatros hierdoor zou verminderen, wat hun woongenot zou aantasten. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had gereageerd op de bezwaren van de omwonenden en bepaalde dat de parasols na sluitingstijd ingeklapt moesten worden. Albatros ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de rechtbank ten onrechte het voorschrift had verbonden aan de vergunning en dat het inklappen van de parasols niet eenvoudig was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was. De Afdeling oordeelde dat het college in zijn belangenafweging terecht had meegenomen dat de parasols grotendeels binnen het bestemmingsplan passen en dat de afname van uitzicht voor de omwonenden minimaal was. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de omwonenden ongegrond. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan Albatros zou worden terugbetaald.

Uitspraak

202205739/1/R2.
Datum uitspraak: 14 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Albatros 2.0 B.V., gevestigd in Tilburg,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-­West-­Brabant van 22 augustus 2022 in zaken nrs. 22/607, 22/608, 22/609, 22/610 en 22/611 in het geding tussen:
[wederpartij] en anderen, allen wonend in Tilburg,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2021 heeft het college aan Albatros 2.0 B.V. (hierna: Albatros) een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van vier parasols.
Bij besluit van 15 december 2021 heeft college het door de omwonenden daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 augustus 2022 heeft de rechtbank het door de omwonenden daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 december 2021 vernietigd voor zover aan het besluit geen voorschrift is verbonden dat ziet op het inklappen van de parasols en bepaald dat aan het besluit het voorschrift wordt verbonden "vergunninghouder klapt de parasols telkens na sluitingstijd van zijn horecagelegenheid volledig in".
Tegen deze uitspraak heeft Albatros hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2024, waar Albatros, vertegenwoordigd door A.D. Henrich, en de omwonenden, [wederpartij], en [omwonenden], zijn verschenen. Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, vertegenwoordigd door mr. M.A. Wouters, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet  Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 31 december 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Albatros exploiteert een horecagelegenheid waarbij gebruik wordt gemaakt van een drijvend terras. Het college heeft aan Albatros een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. Met die omgevingsvergunning is het voor Albatros mogelijk om vier parasols te plaatsen op het drijvend terras. De omwonenden hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt, omdat door de parasols hun uitzicht op de Piushaven en de boot de Albatros wordt verminderd, wat ten koste gaat van hun woongenot.
Toetsingskader
3.       Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Besluit tot verlening van een omgevingsvergunning aan Albatros
4.       Het college heeft zich in de besluitvorming op het standpunt gesteld dat het plaatsen van de parasols grotendeels binnen het bestemmingsplan past, omdat deze geplaatst worden binnen de functieaanduiding "Horeca tot en met de 2e categorie". Voor het deel van de parasols dat buiten deze functieaanduiding valt, is een omgevingsvergunning verleend met een buitenplanse ontheffingsmogelijkheid. Het college erkent dat het uitzicht van de omwonenden enigszins wordt verminderd door het plaatsen van de parasols, maar het verlies van uitzicht is volgens het college marginaal. Dit komt mede doordat Albatros het plan voor het plaatsen van parasols heeft aangepast, zodat een deel van de boot De Albatros en het water zichtbaar blijft. Het college weegt in de verrichte belangenafweging onder meer mee dat Albatros met deze parasols onder alle weersomstandigheden het horecabedrijf kan exploiteren. Ook is van belang geacht dat het plaatsen van parasols in dit geval geen functievreemde activiteit is en de overschrijding van de functieaanduiding zeer gering is.
Uitspraak van de rechtbank
5.       De rechtbank heeft geoordeeld dat zij het belang inziet dat de omwonenden hebben bij het inklappen van de parasols. De rechtbank overweegt daarnaast dat het college niet heeft gereageerd op het bezwaar van de omwonenden dat de parasols in uitgeklapte toestand het uitzicht wegnemen. Het inklappen van de parasols na sluitingstijd is een relatief eenvoudige handeling voor Albatros en daarmee wordt voorkomen dat het zicht voor de omwonenden de gehele dag wordt ontnomen, aldus de rechtbank. De rechtbank bepaalt zelf voorziend, dat aan het besluit het voorschrift (hierna: het voorschrift) wordt verbonden dat de parasols na sluitingstijd dienen te worden ingeklapt. Hierdoor is volgens de rechtbank geen strijd (meer) met de goede ruimtelijke ordening.
Hoger beroep
6.       In hoger beroep en ter zitting heeft Albatros betoogd dat zij de omwonenden tegemoet is gekomen door aanpassingen te doen aan de parasols waardoor de afname van het uitzicht beperkt is. Albatros wijst ook op het belang dat zij heeft om het terras onder alle weersomstandigheden te kunnen gebruiken. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte het voorschrift aan de vergunning verbonden. Albatros wijst erop dat het inklappen van de parasols niet eenvoudig is en veel tijd vergt.
Beoordeling
7.       De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd en heeft miskend dat het college zelf een belangenafweging heeft verricht. De rechtbank heeft ten onrechte zelf beoordeeld of het besluit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, terwijl zij moest oordelen of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarom moet de uitspraak van de rechtbank en daarmee het door de rechtbank aan het besluit verbonden voorschrift worden vernietigd. Doende wat de rechtbank behoorde te doen, overweegt de Afdeling dat het college in de belangenafweging mocht betrekken dat de parasols voor het grootste gedeelte passend zijn binnen het bestemmingsplan en dat slechts een klein deel van de parasols in uitgeklapte toestand buiten de functieaanduiding horeca valt. Ook heeft het college hierbij mogen betrekken dat het effect van die beperkte overschrijding op het uitzicht van de bewoners minimaal is ten opzichte van hetgeen binnen het bestemmingsplan wel is toegestaan. Het college heeft daarbij onderkend dat het uitzicht van de omwonenden door de vier parasols enigszins wordt verminderd. In de verrichte belangenafweging heeft zij aldus het belang van Albatros om de horecaonderneming onder alle weersomstandigheden te kunnen exploiteren afgewogen tegen de belangen van de omwonenden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat er bovendien geen blijvend recht op vrij uitzicht, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1159, onder 10). De Afdeling is dan ook van oordeel dat het college het verlenen van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de parasols van een toereikende ruimtelijke motivering heeft voorzien en het belang van Albatros zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de omwonenden. Bovendien heeft het college, anders dan de rechtbank heeft overwogen, weldegelijk in de verrichte belangenafweging betrokken dat de omwonenden in bezwaar naar voren hebben gebracht dat de parasols sinds de opening van Albatros zijn geopend en niet meer zijn gesloten en dat zij hierdoor hinder ondervinden vanwege verminderd uitzicht. Gelet op het voorgaande wordt het door de omwonenden bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard.
8.       Overigens hebben de omwonenden ter zitting bij de Afdeling kenbaar gemaakt dat zij ontevreden zijn over de wijze waarop het college de verschillende door Albatros aangevraagde vergunningen los van elkaar heeft beoordeeld en tijdelijke vergunningen heeft verleend. Ook zijn zij ontevreden over het gebrek aan communicatie vanuit de gemeente waardoor zij zich niet gehoord voelen. Tot slot klagen zij ook over geluidsoverlast op het terras en de wijze waarop een vergunning voor een derde terras is verleend. De Afdeling merkt op dat het geschil dat in deze zaak voorligt is beperkt tot de beoordeling van de vraag of het college de vergunning voor het plaatsen van de vier parasols mocht verlenen. Voormelde overige klachten kunnen dan ook niet in deze beoordeling worden betrokken.
Conclusie
9.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
Griffierecht
10.     De griffier van de Raad van State zal aan Albatros met toepassing van artikel 8:114 van de Algemene wet bestuursrecht het betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond.
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant van 22 augustus 2022 in zaken nrs. 22/607, 22/608, 22/609, 22/610 en 22/611;
III.      verklaart het door [wederpartij] en anderen bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV.      bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan Albatros het betaalde griffierecht ten bedrage van € 548,00 voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Duyster
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025
638-664