202306905/1/A3.
Datum uitspraak: 14 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank OostBrabant van 26 september 2023 in zaak nr. 23/563 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Meierijstad.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2022 heeft de burgemeester aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd voor het overtreden van artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening Meierijstad (hierna: APV).
Bij besluit van 19 januari 2023 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 september 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek van [appellant] om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 9 april 2025, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door drs. W.M.G. Vermeulen en T.H.A.J.M. de Bresser, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De burgemeester heeft aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd voor het overtreden van artikel 2:74 van de APV. Artikel 2:74 van de APV bepaalt dat, onverminderd het bepaalde in de Opiumwet, het verboden is zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijk doel, al dan niet tegen betaling, om middelen als bedoeld in artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Besluitvorming
2. Aan het besluit waarbij de burgemeester de last onder dwangsom heeft opgelegd heeft hij een bestuurlijke rapportage van 21 februari 2022 ten grondslag gelegd. Volgens deze bestuurlijke rapportage blijkt uit politieonderzoek dat [appellant] naar diverse locaties reed, maar vrijwel nooit ergens naar binnen ging, om te handelen in drugs of daarbij te bemiddelen. Dit gebeurde ook in de gemeente Meierijstad. [appellant] is verder buiten de gemeente Meierijstad aangehouden met verdovende middelen in zijn auto, aldus de rapportage.
Beroep
3. De burgemeester mocht volgens de rechtbank de last onder dwangsom opleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester uit de bestuurlijke rapportage terecht heeft afgeleid dat [appellant] zich op een openbare plaats in de Jan van Amstelstraat in Schijndel, gemeente Meierijstad, heeft opgehouden met het kennelijk doel drugs aan te bieden of daarbij te bemiddelen. De rechtbank heeft daarom het beroep van [appellant] ongegrond verklaard.
Hoger beroep
4. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 10 tot en met 21 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
6. De burgemeester hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025
735-1158