ECLI:NL:RVS:2025:228
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot overdracht aan Bulgarije
Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 19 november 2024 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en het besluit van de minister van Asiel en Migratie vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, hebben verzocht om een voorlopige voorziening en hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De minister had eerder, op 18 juli 2024, de Bulgaarse autoriteiten geïnformeerd dat de termijn voor de overdracht aan Bulgarije was verlengd tot achttien maanden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 22 januari 2025, door mr. J.H. van Breda, met mr. D.I. Schipper als griffier.