ECLI:NL:RVS:2025:2295

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
202301496/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Drank- en Horecawetvergunning voor Sport- en poolbar Hague 5 in Den Haag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Hague 5 Sportbar B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De burgemeester van Den Haag had op 14 mei 2021 vergunningen verleend aan Hague 5 voor de exploitatie van een horecagelegenheid, maar deze vergunningen werden betwist door verschillende wederpartijen. De rechtbank verklaarde het beroep van de wederpartijen gegrond en vernietigde het besluit van de burgemeester voor zover het de exploitatievergunning en de ontheffing van de sluitingstijden betrof. In hoger beroep betoogde Hague 5 dat het overgangsrecht van toepassing was, omdat de intentie van de gebruiker van belang zou zijn voor de beoordeling van het voortgezet gebruik van de locatie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het gebruik van de locatie voor 'zware horeca' langer dan een jaar was onderbroken, waardoor het overgangsrecht niet van toepassing was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301496/1/A3.
Datum uitspraak: 21 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Hague 5 Sportbar B.V. (hierna: Hague 5), gevestigd in Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 januari 2023 in zaak nr. 22/669 in het geding tussen:
1. [wederpartij sub 1], wonend in [woonplaats],
2. [wederpartij sub 2], wonend in Den Haag,
3. [wederpartij sub 3], wonend in Den Haag,
4. [wederpartij sub 4A] en [wederpartij sub 4B], wonend in Den Haag,
5. [wederpartij sub 5], wonend in Den Haag, (hierna: [wederpartij sub 1] en anderen)
en
de burgemeester van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2021 heeft de burgemeester aan Hague 5 een Drank- en Horecawetvergunning, een exploitatievergunning en een permanente ontheffing van de sluitingstijden verleend.
Bij besluit van 15 december 2021 heeft de burgemeester het door [wederpartij sub 1] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2023 heeft de rechtbank het door [wederpartij sub 1] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 december 2021 vernietigd voor zover daarbij de exploitatievergunning en de ontheffing van de sluitingstijden zijn gehandhaafd.
Tegen deze uitspraak heeft Hague 5 hoger beroep ingesteld.
[wederpartij sub 1] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[wederpartij sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 9 april 2025, waar Hague 5, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. D. Pieterse, advocaat in Den Haag, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E.P. Alonso en mr. R. Sakkee, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting [partij A], [partij B], [wederpartij sub 3], [partij C] en per videoverbinding [partij D], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Sport- en poolbar Hague 5 was ten tijde van belang gevestigd op het adres Javastraat 132 in Den Haag. Hague 5 valt onder de zogenoemde "zware horeca". Op de locatie waar Hague 5 was gevestigd was op grond van het geldende bestemmingsplan, Archipelbuurt e.o., op dat moment geen "zware horeca" toegestaan. Dit is anders als de locatie eerder al voor "zware horeca" werd gebruikt en dat gebruik niet langer dan een jaar onderbroken is geweest. Dit volgt uit het overgangsrecht, dat is neergelegd in artikel 4.5 van het bestemmingsplan.
2.       Hague 5 heeft op 15 maart 2021 een Drank- en Horecawetvergunning, een exploitatievergunning voor de categorie "zware horeca" en een permanente ontheffing van de sluitingstijden aangevraagd. De burgemeester heeft deze vergunningen op 14 mei 2021 verleend. De burgemeester heeft het bezwaar dat [wederpartij sub 1] en anderen tegen dit besluit hebben gemaakt bij besluit van 15 december 2021 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
3.       Volgens de rechtbank had de burgemeester geen vergunningen aan Hague 5 mogen verlenen. Voordat Hague 5 was gevestigd op het adres Javastraat 132 in Den Haag werd op deze locatie [bedrijf] geëxploiteerd. [bedrijf] beschikte over de benodigde vergunningen voor het exploiteren van "zware horeca". De burgemeester heeft deze vergunningen bij besluit van 7 januari  2020 ingetrokken. Hague 5 heeft haar aanvragen op 15 maart 2021 ingediend. De periode van 7 januari 2020 tot 15 maart 2021 is langer dan een jaar. De exploitatie van "zware horeca" op de locatie is daarmee langer dan een jaar onderbroken geweest. Dit betekent dat Hague 5 geen beroep kan doen op het in artikel 4.5 van het bestemmingsplan Archipelbuurt e.o. opgenomen overgangsrecht. Aangezien "zware horeca" niet was toegestaan op de locatie waar Hague 5 was gevestigd, had de burgemeester de aanvragen van Hague 5 moeten weigeren, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
4.       Hague 5 kan zich niet verenigen met de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep betoogt zij dat het overgangsrecht wel van toepassing is. Volgens Hague 5 is de intentie van de gebruiker van doorslaggevende betekenis bij de beoordeling van de vraag of het gebruik is voortgezet. [bedrijf] had ook nadat de voor de exploitatie van haar bedrijf benodigde vergunningen waren ingetrokken de intentie de bedrijfsvoering door te zetten. Dit blijkt onder meer uit het verzoek dat zij heeft gedaan om een voorlopige voorziening te treffen. Daarnaast heeft [bedrijf] ondanks de beslissing op de voorlopige voorziening haar bezwaar gehandhaafd. Ook heeft zij tot augustus 2020 het pand niet ontruimd of de stickers niet van het pand verwijderd. Daarnaast had Hague 5 nog voordat zij haar vergunningaanvragen had ingediend de bedoeling een horecabedrijf te exploiteren op het adres Javastraat 132 in Den Haag. Hague 5 wilde eerst het pand aanpassen, zodat het zou voldoen aan de voorwaarden verbonden aan de gewenste vergunningen. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet bij haar beoordeling betrokken, aldus Hague 5.
4.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat Hague 5 geen beroep kan doen op het in artikel 4.5 van het bestemmingsplan Archipel e.o. neergelegde overgangsrecht, omdat het gebruik in de categorie "zwaar" langer dan een jaar is onderbroken. De rechtbank is uitgegaan van de juiste data om te bepalen wanneer de exploitatie door [bedrijf] is gestopt en wanneer de exploitatie door Hague 5 op hetzelfde adres is hervat. Het staat vast dat [bedrijf] het pand heeft gebruikt voor "zware horeca", maar dat de exploitatievergunning is ingetrokken op 7 januari 2020. Hague 5 heeft op 15 maart 2021 aanvragen ingediend voor een exploitatievergunning en een ontheffing van de sluitingstijden. Daarmee is het gebruik van het pand voor "zware horeca" meer dan een jaar onderbroken geweest. Er kan aanleiding bestaan rekening te houden met de intentie van de gebruiker en de duur van de onderbreking of een gedeelte daarvan niet aan de gebruiker tegen te werpen. De gebruiker die zich op het overgangsrecht beroept moet daarvoor aan de hand van concrete objectieve gegevens aannemelijk maken dat de onderbreking verband houdt met zodanig bijzondere omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen dat ondanks de lange duur van de onderbreking moet worden uitgegaan van blijvend voortgezet gebruik. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het bevoegd gezag lange tijd niet heeft beslist op een aanvraag om voor het gebruik benodigde vergunningen. Of als het bevoegd gezag ten onrechte voor het gebruik benodigde vergunningen heeft ingetrokken. Hague 5 heeft beide omstandigheden op de zitting naar voren gebracht, maar niet omdat ze zich hebben voorgedaan. Hague 5 heeft de omstandigheden alleen als hypothetische situaties gepresenteerd. Er bestaat daarom geen aanleiding een uitzondering aan te nemen op de regel.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025
735-1158