ECLI:NL:RVS:2025:2336

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
202406204/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de splitsingsvergunning verleend aan Varia Vastgoed B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2024. De rechtbank had het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 1 augustus 2023 een splitsingsvergunning had verleend aan Varia Vastgoed B.V. [appellante] huurt sinds 1 november 2010 een woning in Amsterdam van Varia. In 2018 was er al een omgevingsvergunning verleend voor verbouwingen aan het pand. Na de verbouwing werd op 26 juni 2023 de splitsingsvergunning aangevraagd, die het mogelijk maakt om het pand in zeven appartementsrechten te splitsen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellante] tegen de splitsingsvergunning niet-ontvankelijk, omdat de splitsing geen invloed zou hebben op haar woonsituatie. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep van [appellante]. Tijdens de zitting op 21 maart 2025 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] en het college aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellante] geen belanghebbende was bij de splitsingsvergunning, omdat haar woonsituatie niet werd gewijzigd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

202406204/1/A2.
Datum uitspraak: 21 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2024 in zaak nr. 24/482 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2023 heeft het college aan Varia Vastgoed B.V. (hierna: Varia) een splitsingsvergunning verleend.
Bij besluit van 7 december 2023 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Varia heeft eveneens een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en Varia hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 maart 2025, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Ramcharan, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] huurt sinds 1 november 2010 de woning aan de [locatie 1] in Amsterdam (hierna: de woning) van verhuurder Varia.
2.       Bij besluit van 11 december 2018 heeft het college een omgevingsvergunning afgegeven voor het adres [locatie 1]-[locatie 2]. Op basis van deze vergunning is het onder meer mogelijk om het pand te onderkelderen, de achterzijde op de begane grondverdieping uit te bouwen en de plattegronden opnieuw in te delen.
3.       Op 1 april 2022 hebben [appellante] en Varia een vaststellingsovereenkomst getekend. Hierin hebben zij afspraken gemaakt over de verbouwing van de woning, waaronder dat [appellante] tijdelijk haar woning zou verlaten tijdens de verbouwing.
4.       Na afronding van de bouwwerkzaamheden heeft Varia op 26 juni 2023 een splitsingsvergunning aangevraagd. Het college heeft de splitsingsvergunning verleend voor het splitsen van het kadastrale recht op de woning in zeven appartementsrechten, waarvan elk appartementsrecht de bevoegdheid geeft tot het gebruik van een deel van het gebouw als zelfstandige woonruimte.
Besluit van het college
5.       Het college heeft het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de splitsingsvergunning slechts voorziet in publiekrechtelijke toestemming om de eigendom van het pand om te zetten in appartementsrechten en er feitelijk geen nieuwe woningen ontstaan. De splitsing heeft geen invloed op de woonsituatie en het woonrecht van [appellante], zodat zij geen belanghebbende is.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het college [appellante] terecht niet heeft aangemerkt als belanghebbende. De woonsituatie van [appellante] wordt niet gewijzigd door het verlenen van de splitsingsvergunning aan Varia. Ook wordt zij hierdoor niet in haar woonrecht aangetast.
Hoger beroep
Procesorde
6.       [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij in haar recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschaad. Zij heeft het verweerschrift van het college pas twee dagen voor de zitting bij de rechtbank ontvangen. Ook heeft zij pas vijf dagen voor de zitting bij de rechtbank gehoord dat Varia als partij deelneemt aan de zitting.
6.1.    De Afdeling is niet gebleken dat de rechtbank in strijd met een goede procesorde het verweerschrift van het college heeft geaccepteerd of Varia als partij heeft uitgenodigd. Ook heeft [appellante] niet toegelicht hoe zij hierdoor in haar positie als procespartij is benadeeld.
6.2.    Het betoog slaagt niet.
Belanghebbende
7.       [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de verleende splitsingsvergunning wel degelijk invloed heeft op haar woonsituatie, zodat zij als belanghebbende had moeten worden aangemerkt. Zij wijst daarbij op de kwaliteitseisen die als voorwaarde zijn gesteld aan de vergunningverlening. Ook wijst zij op de verbouwing die in de woning heeft plaatsgevonden. Verder stelt zij dat Varia zich niet aan de Gedragscode Splitsen heeft gehouden en dat dit een weigeringsgrond is om de vergunning te verlenen. Ook heeft de splitsingsvergunning voor haar financiële gevolgen, omdat de WOZ-waarde sinds de vergunning hoger is.
7.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] geen belanghebbende is bij het besluit om aan Varia een splitsingsvergunning te verlenen. Hoewel de Afdeling begrijpt dat deze procedure voor [appellante] veel frustratie oplevert, zijn de omstandigheden waar zij op wijst niet het gevolg van de splitsingsvergunning. Dat betekent dat [appellante] als gevolg van de splitsingsvergunning, waar het in deze procedure over gaat, geen feitelijke gevolgen ondervindt of heeft ondervonden waardoor zij als belanghebbende bij de verlening daarvan moet worden aangemerkt. De verbouwing en de gevolgen daarvan voor de woonsituatie van [appellante] zijn terug te voeren op de in 2018 verleende omgevingsvergunning. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het niet-naleven van de Gedragscode Splitsen geen dwingende weigeringsgrond is. Over de financiële gevolgen waar [appellante] op wijst, overweegt de Afdeling dat onweersproken is gesteld dat Varia de huurprijs alleen jaarlijks indexeert, zolang het huurcontract tussen [appellante] en Varia geldt.
7.2.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Verheij
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025
284-1067