ECLI:NL:RVS:2025:2353

Raad van State

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
202502608/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 25 maart 2025 is genomen. De minister heeft de aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 29 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 20 mei 2025 geoordeeld dat zij onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit is gebaseerd op artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waaruit blijkt dat tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Afdeling heeft aangegeven dat een belanghebbende en het bestuursorgaan wel verzet kunnen doen bij de bestuursrechter, in dit geval de rechtbank Den Haag.

De Afdeling heeft verder overwogen dat de argumenten van de appellant in hoger beroep geen reden zijn om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in deze zaak niet het geval is. De Afdeling heeft het hogerberoepschrift van de appellant doorgestuurd naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling als verzetschrift, conform artikel 6:15 van de Awb.

Uitspraak

202502608/1/V3.
Datum uitspraak: 20 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 29 april 2025 in zaak nr. NL25.13921 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, advocaat in Zierikzee, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat zij toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Tegen die uitspraak kan daarom geen hoger beroep worden ingesteld (zie artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb). Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen daartegen wel verzet doen bij de bestuursrechter, in dit geval de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg (zie artikel 8:55, eerste lid, van de Awb).
2.       Wat appellant in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich in deze zaak niet voor. Dat de rechtbank in de uitspraak een onjuiste rechtsmiddelenclausule heeft opgenomen, maakt dit niet anders. Een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting kan geen recht van hoger beroep in afwijking van wettelijke bepalingen doen ontstaan. Vergelijk, in een geval van termijnoverschrijding, de uitspraak van de Afdeling van 27 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2795, onder 1.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De Afdeling zal het hogerberoepschrift van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank doorsturen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, voor verdere behandeling als verzetschrift (zie artikel 6:15 van de Awb).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2025
644