202502226/2/A2.
Datum uitspraak: 13 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend in [woonplaats],
verzoekster,
en
de Commissie van Beroep voor de Examens van ROC Mondriaan (hierna: de CBE),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 13 mei 2025 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter
Griffier: mr. M. Rijsdijk
Jurist: mr. A. Zeilstra
Verschenen:
[verzoekster], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat in Den Haag;
de CBE, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], bijgestaan door mr. S.M.W. Cox, advocaat in Roermond;
de examencommissie, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
[verzoekster] volgde in het schooljaar 2024/2025 voortgezet algemeen volwassenenonderwijs in het vak Havo Wiskunde A aan de VAVO Haaglanden, onderdeel van ROC Mondriaan. Bij het derde schoolexamen van dit vak was zij afwezig zonder dat zij zich op de voorgeschreven wijze had afgemeld. Daarom heeft de examencommissie haar bij beslissing van 6 maart 2025 geen toestemming gegeven om dit schoolexamen in te halen. Als gevolg hiervan is zij uitgeschreven voor het vak. De CBE heeft het door haar ingestelde administratief beroep bij beslissing van 10 april 2025 ongegrond verklaard. Hangende het beroep bij de Afdeling tegen deze beslissing heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek houdt in dat zij voor 17 mei 2025 de gelegenheid krijgt om het derde schoolexamen (SE3) te maken om vervolgens deel te kunnen nemen aan het centraal examen (CE) op 20 mei 2025.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe;
II. schorst het besluit van 10 april 2025;
III. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Commissie van Beroep voor de Examens van ROC Mondriaan er zorg voor draagt dat [verzoekster] één keer in de gelegenheid wordt gesteld om het derde schoolexamen (SE3) Wiskunde A te maken en dat het cijfer daarvan wordt geregistreerd. Die gelegenheid moet in ieder geval vóór 13 juni 2025 worden geboden, zodat zij aan het tweede tijdvak van het centraal examen kan deelnemen, maar zo mogelijk ook vóór 17 mei 2025, zodat zij nog aan het eerste tijdvak van het centraal examen kan deelnemen;
IV. houdt iedere verdere beslissing aan totdat op het beroep is beslist;
V. veroordeelt de Commissie van Beroep voor de Examens van ROC Mondriaan tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van de voorlopige voorziening opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de Commissie van Beroep voor de Examens van ROC Mondriaan aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van de voorlopige voorziening betaalde griffierecht ten bedrage van € 53,00 vergoedt.
Motivering:
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
[verzoekster] heeft spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening. Om aan het centraal examen wiskunde A in het eerste of tweede tijdvak te kunnen deelnemen moet zij het derde schoolexamen gemaakt hebben en moet haar cijfer tijdig geregistreerd zijn.
De voorzieningenrechter heeft de beslissing gebaseerd op een belangenafweging.
Het belang van [verzoekster] om in afwachting van de uitkomst in de bodemprocedure het SE3 Wiskunde A te maken, is dat zij geen studievertraging van een heel jaar oploopt. Wiskunde A is het enige vak dat zij het afgelopen jaar nog moest volgen en nog moet afleggen om haar diploma te kunnen halen. Als zij niet kan deelnemen aan het centraal examen, betekent dat dat zij opnieuw een jaar studievertraging oploopt. Daarnaast heeft zij twee hbo-opleidingen op het oog. Zij zou graag met één van de twee komend studiejaar willen starten.
Daar staat het belang van de CBE tegenover om niet op zeer korte termijn een apart toetsmoment voor [verzoekster] alleen te hoeven faciliteren. De CBE heeft gesteld dat het aanleveren van de cijfers van het schriftelijk examen ten behoeve van deelname aan het centraal examen niet langer mogelijk is, omdat de deadlines zijn verlopen. Ook stelt de CBE dat, als die cijfers toch zouden kunnen worden aangeleverd, er geen sprake kan zijn van een voorlopige registratie van een cijfer omdat een eenmaal geregistreerd cijfer niet meer kan worden verwijderd.
De voorzieningenrechter heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijke inlichtingen gevraagd aan DUO en deze op de zitting met partijen besproken. Uit die door DUO verschafte inlichtingen blijkt dat op grond van artikel 2.55, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 uitstel tot na het begin van het eerste tijdvak voor het afsluiten van het schoolexamen en het aanleveren van de cijfers daarvan mogelijk is. Ook kan een geregistreerd cijfer in een later stadium nog worden verwijderd.
Weliswaar zal de CBE inspanningen moeten verrichten om [verzoekster] op korte termijn alsnog een schoolexamen te laten maken en zal, bij een ongegrond beroep, de verwijdering van het geregistreerde cijfer moeten worden aangevraagd, maar onmogelijk is dat niet. Bij een afwijzing van het verzoek kan [verzoekster] in ieder geval dit schooljaar geen eindexamen meer doen. Naar oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van [verzoekster] daarom zwaarder dan het belang van de CBE. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe. Om de inspanningen die de CBE op zeer korte termijn moet verrichten te beperken, bepaalt de voorzieningenrechter dat de CBE aan [verzoekster] slechts één keer de gelegenheid hoeft te bieden om het SE3 Wiskunde A te maken. De CBE hoeft dus niet ook binnen de gestelde termijn ook nog een herkansingsmogelijkheid voor het SE3 Wiskunde te bieden. Ook wordt aan de CBE overgelaten of deelname aan het eerste tijdvak van het centraal examen nog haalbaar is of dat deelname wordt uitgesteld tot het tweede tijdvak.
De CBE moet de proceskosten vergoeden.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Rijsdijk
griffier
705-1160