ECLI:NL:RVS:2025:2373

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
202502409/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • L.W. Lagaaij LLM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 14 juni 2023 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens werd een aanvraag tot wijziging van de beperking van de verblijfsvergunning afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de appellant tegen deze besluiten op 4 juni 2024 ongegrond.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van de appellant ongegrond was, waarop de appellant hoger beroep instelde. In het hoger beroep werd echter niet duidelijk gemaakt waarom de uitspraak van de rechtbank volgens de appellant niet juist was, waardoor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen inhoudelijk oordeel kon geven. Daarnaast werd een verzoek van de appellant om een aanvullende termijn voor het indienen van grieven afgewezen, omdat er geen wettelijke mogelijkheid voor was.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en besliste dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.

Uitspraak

202502409/1/V2.
Datum uitspraak: 23 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 27 maart 2025 in zaak nr. 24/10901 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan appellant verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en een aanvraag tot het wijzigen van de beperking van die verblijfsvergunning afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Hoxha, advocaat in Breda, hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Voor zover appellant in het nadere stuk van 30 april 2025 heeft verzocht om een aanvullende termijn voor het indienen van grieven, wijst de Afdeling dit verzoek af. Er bestaat op grond van artikel 85, derde lid, van de Vw 2000 geen wettelijke mogelijkheid voor het bieden van een aanvullende termijn.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025
897-1127