ECLI:NL:RVS:2025:2410

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
202500308/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor woningbouw in Benschop

Op 27 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoekster en de raad van de gemeente Lopik. De zaak betreft het bestemmingsplan 'BP Woningbouwlocatie Zeldenrust, Benschop', dat op 26 november 2024 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit plan maakt de ontwikkeling van 13 appartementen en 29 woningen mogelijk aan de noordzijde van Benschop, met ontsluiting op de weg het Dorp. De verzoekster, woonachtig in de nabijheid van het plangebied, betoogt dat het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op een nabijgelegen natuurgebied en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersafwikkeling. Tijdens de zitting op 8 mei 2025 zijn de argumenten van de verzoekster en de raad besproken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen grond is voor de verwachting dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De verzoekster heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de belangen van het natuurgebied en de verkeersveiligheid in het geding zijn. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat het bestemmingsplan voldoet aan de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Omgevingswet en de Wet natuurbescherming.

Uitspraak

202500308/2/R4.
Datum uitspraak: 27 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend in Benschop, gemeente Lopik,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Lopik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "BP Woningbouwlocatie Zeldenrust, Benschop" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Villa Vera B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Door [verzoekster] en het college zijn nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 8 mei 2025, waar [verzoekster] en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Huijgen, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en Villa Vera B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en mr. C.A. van Kooten-de Jong, advocaat te Montfoort, als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 21 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van de kern Benschop. Het plan maakt de ontwikkeling van 13 appartementen en 29 woningen mogelijk. Het plangebied wordt ontsloten op de weg het Dorp. Ten westen van de percelen waar de woningen zijn voorzien bevindt zich een kerk met naastgelegen agrarische gronden die als parkeerplaats voor de kerk worden gebruikt. Met het plan wordt dit parkeerterrein positief bestemd.
4.       [verzoekster] woont in de directe nabijheid van het plangebied op het adres [locatie].
Beoordeling van het verzoek
5.       Op de zitting hebben partijen bevestigd dat er inmiddels een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan is ingediend voor de activiteit bouwen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
6.       Op de zitting is aan [verzoekster] gevraagd welke beroepsgronden voor de behandeling van het verzoek voor haar het belangrijkst zijn. [verzoekster] heeft aangegeven dat zij in deze uitspraak een oordeel wil over de beroepsgronden die gaan over de onderwerpen stikstof, verkeer, kernrandzone en aardkundige waarden. De voorzieningenrechter gaat hieronder alleen in op de beroepsgronden van [verzoekster] die gaan over die vier onderwerpen. De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich namelijk niet voor een integrale beoordeling van alle beroepsgronden.
7.       Het verzoek wordt afgewezen. De voorzieningenrechter ziet namelijk in het aangevoerde op voorhand geen grond voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het bestemmingsplan niet in stand zal kunnen blijven. Dat wordt hierna toegelicht.
Stikstof
8.       [verzoekster] betoogt dat het plan leidt tot een toename van de stikstofdepositie op het nabijgelegen natuurgebied.
8.1.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg dat deze beroepsgrond tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan leidt. De bepalingen in de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) over de beoordeling van plannen die gevolgen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken ter bescherming van het behoud van natuurwaarden in deze gebieden. Nu het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied "Uiterwaarden Lek" op een afstand van ongeveer 3,5 km van haar woning ligt, ziet de voorzieningenrechter op voorhand niet in dat de belangen van [verzoekster] zo nauw verweven zijn met dit Natura 2000-gebied dat haar individuele belang bij behoud van een goede kwaliteit van haar leefomgeving samenvalt met de belangen die de betreffende bepalingen van de Wnb beogen te beschermen.
Verkeer
9.       [verzoekster] betoogt dat onvoldoende in beeld is gebracht dat het plan voorziet in een goede verkeersafwikkeling. Ter onderbouwing hiervan voert zij aan dat het plan zorgt voor meer verkeer op de weg het Dorp, terwijl dit nu al een drukke weg is. Bovendien is volgens haar geen rekening gehouden met de verkeersbewegingen van bezoekers van de kerk. Met name op het gedeelte van het Dorp waar voetgangers, fietsers en auto’s het wegdek moeten delen, neemt de verkeersveiligheid door het plan af.
9.1.    In paragraaf 4.4 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect verkeer. Daarin staat dat het plangebied wordt ontsloten op de noordelijke zijde van het Dorp. Het weggedeelte dat zich bevindt tussen de kerk en de ontsluiting van het plangebied wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Dit deel van de noordelijke zijde van het Dorp is erg smal, namelijk 3,10 m, en heeft een lengte van circa 100 m wat een te grote afstand is om het tegemoetkomend of passerend verkeer op elkaar te laten wachten. Het weggedeelte vanaf de ontsluiting van het plangebied richting het oosten is breder en hier zijn meerdere uitritten aanwezig waardoor het tegemoetkomend verkeer elkaar daar makkelijk kan passeren. Uit verkeerskundig onderzoek volgt dat dit weggedeelte voldoende capaciteit heeft om de verkeersbewegingen in de nieuwe situatie veilig te verwerken. Daarbij is in de plantoelichting verwezen naar het memo "Integraal Verkeersadvies" van 23 februari 2024 van [bedrijf] (hierna: het verkeersadvies) en het rapport "Second opinion verkeerskundige onderbouwing Zeldenrust Benschop" van 22 april 2024 van Goudappel (hierna: het rapport second opinion).
9.2.    In het verkeersadvies is ervan uitgegaan dat het totaal aantal verkeersbewegingen van auto’s en fietsers na realisatie van de nieuwe woningen 1.135 per etmaal bedraagt. De capaciteit van de weg het Dorp is bepaald op 2.500 verkeersbewegingen per etmaal. Geconcludeerd wordt dat er nog restcapaciteit aanwezig is. Tot 2.500 verkeersbewegingen per etmaal is sprake van een verkeersveilige verkeersdruk op de noordelijke zijde van het Dorp.
In het rapport second opinion is uitgegaan van een totaal aantal motorvoertuigbewegingen na realisatie van de nieuwe woningen van 460 per etmaal. De capaciteit van de weg het Dorp is bepaald op 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Gelet hierop is sprake van een verkeersveilige intensiteit op de noordelijke zijde van het Dorp.
9.3.    De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet voorziet in een veilige verkeersafwikkeling. In het verkeersadvies en het rapport second opinion is uiteengezet dat de noordelijke zijde van het Dorp de toename van het verkeer als gevolg van het plan ruimschoots moet kunnen verwerken. Uit beide stukken volgt dat na de realisatie van het plan nog een behoorlijke restcapaciteit bestaat. [verzoekster] heeft onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht voor de conclusie dat de raad bij de vaststelling van het plan niet mocht uitgaan van het verkeersadvies en het rapport second opinion. Daarbij is nog van belang dat de raad heeft toegelicht dat in het rapport second opinion ook de motorvoertuigbewegingen van en naar het parkeerterrein van de kerk, dat bereikbaar zal zijn via de nieuw aan te leggen woonwijk, zijn meegenomen.
Kernrandzone
10.     [verzoekster] betoogt dat het plan in strijd is met de regels van de provincie Utrecht over bouwen binnen de Kernrandzone.
10.1.  Tussen partijen is niet in geschil, en de voorzieningenrechter stelt zelf ook vast, dat een deel van het plangebied in de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht (hierna: de Omgevingsverordening) als Kernrandzone is aangemerkt.
10.2.  Artikel 9.8, eerste lid, van de Omgevingsverordening luidt:
"1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Kernrandzone kan ten behoeve van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de verstedelijking gaat gepaard met versterking van de ruimtelijke kwaliteit die in een redelijke verhouding staat tot de aard en de omvang van de verstedelijking, tenzij de verstedelijking betrekking heeft op kernrandactiviteiten;
b. de verstedelijking is ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar en wordt, met uitzondering van windenergie en zonnevelden, in aansluiting op stedelijk gebied gerealiseerd, of in samenhang met overige verstedelijkte structuur;
c. tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is geborgd; en
d. omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.
[…]"
10.3.  De voorzieningenrechter stelt vast dat in paragraaf 3.2 van de plantoelichting is gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met artikel 9.8 van de Omgevingsverordening, omdat wordt voldaan aan de voorwaarden in die bepaling. [verzoekster] heeft niet onderbouwd waarom die motivering onjuist is. Op de zitting heeft zij dit ook erkend. De voorzieningenrechter ziet daarom in dit betoog geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Aardkundige waarden
11.     [verzoekster] betoogt dat door de realisatie van woningen en verhardingen de aardkundige waarden van het gebied worden aangetast.
11.1.  In de plantoelichting is in de paragrafen 3.2 en 4.5 ingegaan op het aspect aardkundige waarden. Daarin komt naar voren dat in het grootste deel van het plangebied geen sprake meer is van duidelijk aanwezige en herkenbare aardkundige waarden. Daarbij is verwezen naar archeologisch onderzoek dat ten grondslag is gelegd aan het plan. De resultaten van dat onderzoek staan in het rapport "Benschop, Dorp 174-178 Gemeente Lopik (UT) - Een Inventariserend Veldonderzoek (verkennende fase)" van 13 juli 2021 van Transect (hierna: het rapport). De conclusie in het rapport is dat de aardkundige waarden in het zuiden van het plangebied verstoord zijn door bouwwerkzaamheden en egalisaties die op het erf hebben plaatsgevonden, en in het noorden aangetast zijn door de aanwezigheid van de weg, een heg en een voormalige boomgaard waarvoor ophoging en egalisatie hebben plaatsgevonden.
11.2.  In de plantoelichting is, onder verwijzing naar het rapport, gemotiveerd dat in het grootste deel van het plangebied geen sprake meer is van duidelijk aanwezige en herkenbare aardkundige waarden. [verzoekster] heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid van het rapport. De voorzieningenrechter verwacht dan ook niet dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat dit betoog slaagt.
Proceskosten
12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Van Loo
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025
418-1070