ECLI:NL:RVS:2025:2413

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
202403024/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). De aanvraag werd afgewezen op 15 maart 2023, en het bezwaar daartegen werd op 13 juli 2023 ongegrond verklaard. [appellant] woonde met zijn gezin in een driekamerappartement in Rotterdam en had op medische gronden een urgentieverklaring aangevraagd, omdat hij lijdt aan slaapapneu en in de woonkamer moest slapen. De SUWR oordeelde echter dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden van de Verordening Woonruimte bemiddeling regio Rotterdam 2020, specifiek artikel 5.1, dat medische noodzaak als urgentiegrond definieert.

De rechtbank Rotterdam had eerder de afwijzing van de SUWR bevestigd, en [appellant] ging in hoger beroep. Tijdens de mondelinge uitspraak op 22 mei 2025, waarbij staatsraad mr. C.H. Bangma en griffier mr. M.M. Engele aanwezig waren, werd het hoger beroep behandeld. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat [appellant] onvoldoende had aangetoond dat zijn medische problemen de geschiktheid van zijn woning ernstig beïnvloedden. De Afdeling concludeerde dat de omstandigheden van [appellant] niet leidden tot een urgentiegrond, en dat de SUWR geen medisch advies hoefde op te vragen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de SUWR werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403024/1/A2.
Datum uitspraak: 22 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2024 in zaak nr. 23/5610 in het geding tussen:
[appellant]
en
Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: SUWR)
Openbare zitting gehouden op 22 mei 2025 om 10:15 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer;
mr. M.M. Engele, griffier.
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. M. el Idrissi, advocaat te Rotterdam, vergezeld door B. el Manouzi, tolk, en de SUWR, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian.
Bij besluit van 15 maart 2023 heeft de SUWR de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft de SUWR bij besluit van 13 juli 2023 ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 13 juli 2023 ongegrond is verklaard.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden
1.       [appellant] woonde ten tijde van de besluitvorming met zijn echtgenote en drie kinderen in een driekamerappartement in Rotterdam. Inmiddels is één van die kinderen uitwonend. Hij heeft hij op 25 januari 2023 op medische gronden een urgentieverklaring aangevraagd. [appellant] is bekend met slaapapneu waardoor hij in de woonkamer slaapt.
2.       Volgens de SUWR voldoet [appellant] niet aan artikel 5.1, aanhef en onder b, van bijlage 1 bij de Verordening Woonruimte bemiddeling regio Rotterdam 2020 (hierna: de Verordening). In dat artikel staat dat de urgentiegrond ‘Medische noodzaak’ zich voordoet als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van de aanvrager. Volgens de SUWR zijn de medische problemen van [appellant] niet zodanig ernstig dat hij niet langer in zijn woning kan blijven. Het gaat [appellant] vooral om ruimtegebrek. Dat is echter geen urgentiegrond, aldus de SUWR.
3.       Uit wat [appellant] naar voren heeft gebracht, is niet gebleken dat het oordeel van de rechtbank onjuist is. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd waarom zijn medische problemen verergeren als hij in de woonkamer slaapt. De Afdeling volgt daarom het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheid dat [appellant] in de woonkamer slaapt, niet maakt dat de woning duurzaam ongeschikt is. Het betoog slaagt niet.
4.       Anders dan [appellant] heeft betoogd, heeft de SUWR geen aanleiding hoeven zien voor het opvragen van een medisch advies. De Afdeling ziet niet in dat de slaapapneu op een andere wijze dan door ruimtegebrek verband houdt met het appartement. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat een medisch advies geen toegevoegde waarde heeft. Het betoog slaagt niet.
5.       Het hoger beroep is ongegrond.
6.       De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
1033