202502492/1/V3 en 202502492/2/V3.
Datum uitspraak: 26 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 28 april 2025 in zaak nr. NL25.16540 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 28 april 2025 heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de minister daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, advocaat in Sittard, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. In grief 1 klaagt appellant dat hij niet voor een zo kort mogelijke periode in bewaring wordt gehouden en dat zicht op overdracht binnen een redelijke termijn ontbreekt. Daarom heeft hij de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht de maatregel van bewaring op te heffen.
1.1. Bij uitspraak van 16 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1664, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling de voorlopige voorziening getroffen dat appellant niet wordt overgedragen aan Duitsland totdat op zijn hoger beroep tegen de verlenging van het overdrachtsbesluit is beslist. 1.2. Sinds deze uitspraak zijn er zes weken verstreken. De Afdeling heeft in deze periode geen uitspraak gedaan op het door appellant ingestelde hoger beroep, geregistreerd onder zaaknummer 202501527/1/V2. In die procedure speelt een rechtsvraag waarnaar de Afdeling nader onderzoek moet doen. Op dit moment is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen inschatting te geven wanneer de Afdeling uitspraak zal doen. Gelet hierop komt aan het belang van appellant bij de opheffing van de maatregel meer gewicht toe dan aan het belang van de minister bij het voortduren daarvan.
2. Wat appellant in de overige grieven aanvoert, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3. Het hoger beroep is gegrond. De voorzieningenrechter van de Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep is gegrond en omdat de maatregel van bewaring met ingang van vandaag onrechtmatig is, wordt deze maatregel opgeheven. De voorzieningenrechter van de Afdeling ziet geen aanleiding om de bewaring al vanaf een eerdere datum onrechtmatig te achten. De vreemdeling heeft daarom geen recht op schadevergoeding. De voorzieningenrechter van de Afdeling wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 28 april 2025 in zaak nr. NL25.16540;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. bepaalt dat de maatregel van bewaring met ingang van vandaag wordt opgeheven;
V. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
VI. wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
VII. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025
644-1137