202406828/1/A2.
Datum uitspraak: 28 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 september 2024 in zaak nr. 23/2050 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2023 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] met ingang van 25 augustus 2023 ongeldig verklaard.
Bij besluit van 21 september 2023 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak samen met zaak nr. 202306872/1/A2 behandeld op de zitting van 14 mei 2025, waar het CBR, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kwant, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Voor de voorgeschiedenis van deze zaak verwijst de Afdeling naar de uitspraak van vandaag in zaak nr. 202306872/1/A2. In die uitspraak is geoordeeld dat het CBR aan [appellant] een onderzoek naar zijn drugsgebruik mocht opleggen en dat het sepot in de strafzaak niet tot een ander oordeel leidt.
2. Het CBR heeft het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard omdat in twee psychiatrische onderzoeken naar zijn drugsgebruik, uitgevoerd op 13 januari 2023 en 21 juli 2023, de diagnose drugsmisbruik is gesteld. Volgens paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) moet het CBR het rijbewijs in dat geval ongeldig verklaren.
Bij het onderzoek van 21 juli 2023 heeft de psychiater het aannemelijk geacht dat [appellant] op 13 januari 2023 is het gestopt met het drugsmisbruik. Het CBR is daar in het besluit van 18 augustus 2023 ook van uitgegaan. Daarbij heeft het CBR onder verwijzing naar paragraaf 8.8 van bijlage bij de Regeling medegedeeld dat [appellant] één jaar gestopt moet zijn met het drugsmisbruik (hierna: de recidiefvrije periode), voordat opnieuw kan worden onderzocht of hij geschikt is om motorrijtuigen te besturen.
Bij het besluit van 21 september 2023 heeft het CBR het bezwaar ongegrond verklaard, omdat de recidiefvrije periode op 18 augustus 2023 nog niet was verstreken.
3. Het relevante wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan deel uit.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank heeft overwogen dat het CBR terecht heeft aangenomen dat [appellant] niet voldeed aan de wettelijke eisen voor de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen, omdat de recidiefvrije periode van een jaar nog niet was verstreken.
Beoordeling van het hoger beroep
5. [appellant] betoogt dat een derde niet kan vaststellen dat het gestelde misbruik op 12 januari 2023 om 23.59 uur is gestopt. In ieder geval kon hij op 23 september 2024, de dag van de uitspraak van de rechtbank, al meer dan anderhalf jaar niet worden verbonden met drugsmisbruik, aldus [appellant].
5.1. Het CBR mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
Uit het psychiatrisch rapport van het tweede onderzoek blijkt dat [appellant] zelf heeft verklaard dat hij per 13 januari 2023, de datum van het eerste onderzoek, zijn drugsgebruik heeft verlaagd naar 1 tot 2 joints per week. De psychiater heeft het aannemelijk geacht dat het drugsmisbruik op die datum is gestopt. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat het CBR niet op dat psychiatrisch rapport mocht afgaan.
5.2. Dat de recidiefvrije periode op de dag van de uitspraak van de rechtbank was verstreken, betekent niet dat het besluit van 18 augustus 2023 onrechtmatig is. Ten tijde van dat besluit was de recidiefvrije periode immers nog niet verstreken. Zoals ook het CBR in het besluit van 21 september 2023 ter informatie heeft medegedeeld, kon [appellant] vanaf 14 januari 2024 via een gezondheidsverklaring een procedure starten om opnieuw in het bezit te komen van een rijbewijs.
5.3. Het betoog slaagt niet.
Eindoordeel
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzitter, en mr. P.H.A. Knol en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzitter
w.g. De Vries-Biharie
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025
611
BIJLAGE
WETTELIJK KADER (zoals dat luidde ten tijde van belang)
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 134
1. Het CBR stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek vast. Van deze uitslag doet het CBR mededeling aan betrokkene […].
2. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 27
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde (de Afdeling begrijpt: tweede) lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
[…]
b. niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.