202501271/1/A2.
Datum uitspraak: 28 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het College van Beroep voor de examens van de Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van de examencommissie van 2 juli 2024 heeft een docent van het vak Consumer Insights van de bacheloropleiding Commerciële economie de herkansing van de adviespresentatie van [appellant] voor dat vak met een 5,2 herbeoordeeld.
Bij beslissing van 20 januari 2025 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2025, waar [appellant] is verschenen. Het college is per videoverbinding verschenen, vertegenwoordigd door mr. A. Hoekstra-Borzymowska, vergezeld door J. van Veen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft in januari 2024 het vak Consumer Insights gevolgd. Het vak bestaat uit verschillende toetsonderdelen, waaronder een adviespresentatie. De adviespresentatie van [appellant] is met een 4,7 beoordeeld en de aangepaste adviespresentatie in de herkansing met een 5,2. [appellant] heeft administratief beroep ingesteld tegen de beoordeling van de herkansing van 5 april 2024. Het college heeft [appellant] en de examencommissie een termijn gesteld om de mogelijkheid van een schikking te onderzoeken. De examencommissie heeft aan [appellant] twee routes voorgesteld. Route 1 bestaat uit het nogmaals laten beoordelen van de herkansing door een onafhankelijk examinator onder de voorwaarde dat [appellant] zijn administratief beroep tegen de beslissing van 5 april 2024 intrekt. Mocht hij het niet eens zijn met de herbeoordeling, dan kan hij vervolgens opnieuw administratief beroep instellen. Route 2 bestaat uit het voortzetten van de procedure bij het college. [appellant] heeft de keuze gemaakt om "eerst de procedure van route 1 te volgen" en heeft het administratief beroep ingetrokken. De herbeoordeling op 2 juli 2024 is verricht door docente 1, docente en module-eigenaar van het vak Consumer Insights. Zij is op exact hetzelfde cijfer uitgekomen als [appellant] kreeg bij de beoordeling van de herkansing. Vervolgens heeft [appellant] administratief beroep ingesteld tegen de herbeoordeling van 2 juli 2024.
Beslissing van het college
2. Het college heeft overwogen dat de beslissing van 2 juli 2024 formeel gezien niet kan worden aangemerkt als een nieuw appellabel besluit met een daarbij behorende beroepstermijn. Door de voorwaarde aan het schikkingsvoorstel te verbinden dat het administratief beroep tegen de beslissing van 5 april 2024 wordt ingetrokken, heeft de examencommissie aan [appellant] een beroepsmogelijkheid ontnomen. [appellant] heeft er echter op mogen vertrouwen dat hij administratief beroep zou kunnen instellen tegen de herbeoordeling van 2 juli 2024, omdat dit hem door de examencommissie bij de schikking is toegezegd en hij ook vanuit die veronderstelling met het voorstel heeft ingestemd. Omdat deze gang van zaken vanuit het oogpunt van rechtsbescherming onaanvaardbaar is, heeft het college vastgesteld dat de beslissing van 2 juli 2024 moet worden gezien als de definitieve beoordeling van de herkansing en de beslissing van 5 april 2024 slechts als een voorlopige beoordeling. Omdat [appellant] het administratief beroep tegen de beslissing van 5 april 2024 heeft ingetrokken, is het college enkel op de beslissing van 2 juli 2024 ingegaan. Daarover heeft het college overwogen dat [appellant] heeft ingestemd met het voorstel om (a) de presentatie nogmaals te laten beoordelen (b) door een onafhankelijke examinator. De herbeoordeling heeft zich echter beperkt tot een beoordeling van stukken. Bovendien heeft docente 1 de cijfers van zowel de oorspronkelijke adviespresentatie als de herkansing ingevoerd, waardoor zij onvoldoende onafhankelijk was om de adviespresentatie te kunnen herbeoordelen. Het college heeft daarom geconcludeerd dat geen herbeoordeling conform het schikkingsvoorstel heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot de stelling van [appellant] dat docente 1 ook mondeling was geraadpleegd bij de beoordeling van de herkansing, heeft het college nog opgemerkt dat hij deze stelling niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.
3. Op 30 januari 2025 heeft de examencommissie op verzoek van het college een nieuwe beslissing genomen. De examencommissie heeft besloten om [appellant] een extra kans aan te bieden voor de adviespresentatie.
Naar aanleiding van deze nieuwe beslissing heeft het college ter zitting bij de Afdeling toegelicht dat in zijn beslissing van 20 januari 2025 per abuis niet staat vermeld dat de beslissing van de examencommissie van 2 juli 2024 geheel wordt vernietigd, maar dat de examencommissie daar terecht dus wel van is uitgegaan.
Beoordeling in beroep
4. [appellant] voert aan dat het college in zijn beslissing ten onrechte niet op alle gronden van zijn administratief beroep is ingegaan. Het college is enkel ingegaan op zijn betoog dat de examencommissie niet volledig tegemoet is gekomen aan zijn verzoek tot herbeoordeling, omdat deze niet door een onafhankelijk docent is verricht. [appellant] heeft echter ook aangevoerd dat hij een herbeoordeling wenst op basis van de beoordeling van de herkansing van de adviespresentatie. De herkansing is op een onjuiste manier beoordeeld door docente 2. [appellant] wil dat die beoordeling kritisch wordt bekeken evenals de mailwisseling tussen hem en docente 2 over die beoordeling en dat zijn werk wordt vergeleken met het werk van een medestudent die wel een voldoende kreeg. Ook heeft hij het college verzocht om in te gaan op zijn klacht over de gebrekkige communicatie door docente 2 over de beoordeling van het portfolio, een ander toetsonderdeel van het vak Consumer Insights.
4.1. De door [appellant] aangevoerde gronden die het college niet in zijn beslissing heeft meegenomen, zien op de beoordeling van de herkansing van de adviespresentatie van 5 april 2024. Het administratief beroep tegen deze beoordeling heeft [appellant] ingetrokken. Vervolgens heeft [appellant] administratief beroep ingesteld tegen de herbeoordeling van 2 juli 2024. Het college heeft zich daarom terecht beperkt tot een beoordeling van de gronden gericht tegen de herbeoordeling van 2 juli 2024. Voor zover [appellant] toch een oordeel wenst over de aangevoerde gronden - die dus niet gaan over de beslissing van de examencommissie van 2 juli 2024, maar over de daaraan voorafgaande beoordeling van de herkansing en over hoe de procedure in zijn geheel is verlopen - dan geldt dat het college [appellant] op de zitting heeft gewezen op de mogelijkheid daarover een klacht bij de klachtencommissie ongewenst gedrag in te dienen.
Ter zitting heeft het college verder toegelicht dat het niet mogelijk is om de eerder gehouden presentatie opnieuw te beoordelen, omdat daar geen opname van is gemaakt. Daarom heeft de examencommissie bij beslissing van 30 januari 2025 aan [appellant] een extra kans voor de adviespresentatie aangeboden. Indien [appellant] dit wenst, kan hij daarbij gebruik maken van zijn eerder gemaakte PowerPoint presentatie. Ook heeft het college ter zitting de bereidheid uitgesproken om het bij de Afdeling ingediende beroepschrift alsnog als administratief beroepschrift tegen de beslissing van de examencommissie van 30 januari 2025 in behandeling te nemen. Mocht [appellant] geen nieuwe presentatie willen geven, dan kan hij zich dus tot het college wenden met het verzoek om een beslissing in administratief beroep te nemen.
4.2. Gelet op hetgeen is overwogen onder 3 en 4.1, stelt de Afdeling vast dat [appellant] met het instellen van beroep tegen de beslissing van het college van 20 januari 2025 niet méér kan bereiken dan dat hij reeds heeft bereikt, namelijk de vernietiging van de beslissing van de examencommissie van 2 juli 2024. Gelet hierop heeft [appellant] geen procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep. De Afdeling zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025
488-1160