ECLI:NL:RVS:2025:2449

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
202305927/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de vergunningverlening voor het Karnaval Festival 2022 in Moergestel

Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven tegen de vergunningverlening voor het Karnaval Festival 2022 in Moergestel. De burgemeester van Oisterwijk had op 31 januari 2022 een evenementenvergunning en een ontheffing op grond van de Alcoholwet verleend aan Intents Evenementen B.V. De Abdij maakte bezwaar tegen deze vergunning, omdat zij vreesde dat het festival zou leiden tot aantasting van de stilte en rust in de omgeving van het klooster. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het bezwaar van de Abdij ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Afdeling heeft de zaak op 30 april 2025 behandeld. De Abdij voerde aan dat de vergunningverlening niet in overeenstemming was met de belangen van de buurtbewoners. De rechtbank had echter geoordeeld dat de burgemeester en het college op goede gronden de vergunning hadden verleend, waarbij zij de belangen van de vergunninghouder en de buurtbewoners hadden afgewogen. De Afdeling bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de voorwaarden waaronder het evenement mag plaatsvinden, voldoende waarborgen bieden voor de rust in de omgeving. De Afdeling benadrukte dat de geluidsmetingen tijdens het festival zouden worden uitgevoerd en dat het geluidsniveau onder de gestelde normen zou blijven.

Uiteindelijk werd het hoger beroep van de Abdij ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De burgemeester en het college hoefden geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305927/1/A2.
Datum uitspraak: 28 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven (hierna: de Abdij), gevestigd in Berkel-Enschot, gemeente Tilburg,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant van 28 juli 2023 in zaak nr. 22/4785 in het geding tussen:
de Abdij
en
de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2022 heeft de burgemeester aan Intents Evenementen B.V (hierna: vergunninghouder) een evenementenvergunning en een ontheffing op grond van de Alcoholwet verleend. Daarnaast heeft het college aan de vergunninghouder een ontheffing verleend voor het ten gehore brengen van dancemuziek voor het evenement en bepaald dat er verkeersmaatregelen moeten worden getroffen.
Bij besluit van 20 september 2022 hebben de burgemeester en het college het door de Abdij daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juli 2023 heeft de rechtbank het door de Abdij daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de Abdij hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2025, waar de Abdij, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de burgemeester, vertegenwoordigd door M. Hordijk, per videoverbinding aan de zitting hebben deelgenomen. Voorts is als derde-belanghebbende per videoverbinding gehoord Intents Evenementen B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. M. Diepenhorst, advocaat in Amsterdam.
Overwegingen
Inleiding
1.       De Abdij heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening aan de vergunninghouder voor het organiseren van Karnaval Festival 2022 in een weiland aan de Pijnendijk in Moergestel (hierna: de locatie), omdat het festival, zoals de Abdij stelt, leidt tot aantasting van de stilte en rust die gewenst is in de omgeving van de Abdij. Het is de bedoeling dat het festival vanaf 2022 elk jaar op de locatie zal worden gehouden.
Besluitvorming
2.       De burgemeester en het college hebben het door de Abdij gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, omdat geen van in de artikel 1:8 van de APV limitatief opgesomde weigeringsgronden zich voordoet, de evenementenvergunning tijdig is aangevraagd en wordt voldaan aan de voor de locatie geldende specifieke bepalingen van paragraaf 7.8 van de Beleidsregels evenementen 2021 (hierna: de Beleidsregels). In de Beleidsregels staat vermeld dat aan de Pijnendijk maximaal één keer per jaar een dance-evenement mag worden gehouden onder de voorwaarde dat het evenement (exclusief de op- en afbouwwerkzaamheden) niet langer duurt dan drie dagen en de maximale gevelbelasting van 70 dB(A) en 95 dB(C) tussen 07.00-23.00 niet wordt overschreden.
Uitspraak van de rechtbank
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester en het college op goede gronden de evenementenvergunning en de ontheffing hebben verleend. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het college bij het opstellen van de Beleidsregels het belang van vergunninghouder bij het organiseren van het Karnaval Festival heeft afgewogen tegen het belang van onder meer buurtbewoners bij een leefbare omgeving. De burgemeester en het college hebben besloten dat onder de in de Beleidsregels genoemde voorwaarden het evenement Karnaval Festival mag plaatsvinden. De burgemeester, het college en de vergunninghouder hebben te kennen gegeven dat zij niet de intentie hebben om op de locatie meer evenementen te (laten) organiseren. Verder heeft vergunninghouder laten weten gedurende het festival geluidsmetingen te verrichten, zodat dan ook maatregelen kunnen worden getroffen. Vergunninghouder is voor het geluidsplan aangesloten bij de normen uit de Nota Limburg voor geluidsgevoelige objecten, welke normen volgens de rechtbank niet onredelijk zijn. Gelet op dit geluidsplan is het volgens de rechtbank niet te verwachten dat het toegestane geluidsniveau wordt overschreden.
Beoordeling in hoger beroep
4.       De gronden die de Abdij in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat de Abdij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Abdij heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4.4 en 4.5 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daar nog aan toe dat zij er begrip voor heeft dat de monniken in het klooster, mede gelet op de monastieke levenswijze en de uren waarop zij slapen, behoefte hebben aan zo min mogelijk geluid van buitenaf. Dit laat echter onverlet dat, gelet op de zorgvuldig vastgestelde voorwaarden voor het organiseren van een evenement aan de Pijnendijk en doordat uit de verrichte geluidsmetingen volgt dat het geluidsniveau in de verblijfruimten van het klooster onder de in de Nota van Limburg gestelde geluidsnormen blijft, de rechtbank terecht heeft overwogen dat de burgemeester op goede gronden de evenementenvergunning heeft verleend.
Het betoog slaagt niet.
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6.       De burgemeester en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025
488-1160