ECLI:NL:RVS:2025:2486
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing wijziging verblijfsvergunning regulier
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 21 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor wijziging van de beperking van een aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke aanvraag op 22 maart 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Hiertegen maakte de appellant bezwaar, maar dit bezwaar werd op 19 oktober 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Hierdoor is het hoger beroep ongegrond verklaard en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 juni 2025.