ECLI:NL:RVS:2025:2492

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
202502742/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 21 maart 2025 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft op 14 mei 2025 het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.C. Kaptein, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juni 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De appellant had geen inhoudelijke grieven ingediend na ontvangst van de uitspraak van de rechtbank, waardoor de Afdeling niet in staat was om een inhoudelijk oordeel te vellen. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 juni 2025.

Uitspraak

202502742/1/V2.
Datum uitspraak: 3 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 mei 2025 in zaak nr. NL25.13470 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 14 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E.C. Kaptein, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant heeft namelijk alleen zijn beroepsgronden overgelegd toen hij de uitspraak van de rechtbank nog niet had ontvangen en hij de voorzieningenrechter van de Afdeling met spoed om een voorlopige voorziening verzocht om zijn overdracht aan Frankrijk de volgende dag te voorkomen. Op dat verzoek is nog voor de overdracht beslist. Het betoog van appellant dat het hem onmogelijk is gemaakt om inhoudelijke grieven te formuleren, volgt de Afdeling niet. Nadat appellant de uitspraak van de rechtbank had ontvangen, had hij alsnog de mogelijkheid om binnen een week na verzending van die uitspraak grieven in te dienen. Dat heeft hij niet gedaan. Appellant legt dus niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Veen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2025
986