ECLI:NL:RVS:2025:250

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
202407645/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening door twee vreemdelingen. De vreemdelingen hadden eerder aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 7 maart 2024 niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 16 april 2024 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waartegen geen hoger beroep was ingesteld. De minister had op 18 juli 2024 de Bulgaarse autoriteiten geïnformeerd over de verlenging van de termijn voor overdracht aan Bulgarije tot achttien maanden. In een latere uitspraak op 19 november 2024 had de rechtbank het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en het besluit van 18 juli 2024 vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.

De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden overgedragen totdat op hun bezwaarschrift was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de argumenten van de vreemdelingen geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202407645/3/V3.
Datum uitspraak: 22 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2024 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 16 april 2024 in zaak nr. NL24.11374 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen geen hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 18 juli 2024 heeft de minister de Bulgaarse autoriteiten meegedeeld dat hij de termijn voor de overdracht aan Bulgarije heeft verlengd tot achttien maanden.
Bij uitspraak van 19 november 2024 in zaak nr. NL24.30310 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 juli 2024 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Bij uitspraak van 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het tegen deze uitspraak door de vreemdelingen ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De vreemdelingen hebben, vertegenwoordigd door mr. E. Berger, advocaat in Zwolle, op 22 januari 2025 krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen totdat op het bezwaarschrift is beslist.
2.       Gelet op wat in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 22 januari 2025 in zaken nrs. 202407645/1/V3 en 202407645/2/V3 en in de uitspraak van de rechtbank van 16 april 2024 is overwogen en omdat wat de vreemdelingen in hun verzoek hebben aangevoerd geen grond biedt om niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht uit te gaan, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Den Heyer
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025
846